Persecutory Delusions. Assessment, Theory and Treatment
Hoewel de waan van oudsher een kernsymptoom is in de psychiatrie, dreigde de aandacht voor het begrip de laatste decennia wat verscholen te raken achter het bredere concept van de psychose. Een integratief naslagwerk over (paranoïde) wanen was er dan ook niet. Freeman, Bentall en Garety, grootheden in het psychoseonderzoek, beogen met dit boek die leemte op te vullen. De noodzaak daartoe wordt nog eens onderstreept door de 'Netherlands Mental Health Survey and Incidence Study' (nemesis), waarin duidelijker is geworden dat het continuüm van achterdocht tot paranoïde wanen in de algemene bevolking vrij frequent voorkomt. Het boek wordt - nogal ongebruikelijk voor zo'n academisch werk - voorafgegaan door de indrukwekkende getuigenis van psycholoog en universitair docent Peter Chadwick over zijn doorgemaakte wanen en de weg naar herstel. Het boek is opgebouwd uit delen diagnostiek, prognose & epidemiologie, de relatie met geweld, psychologische processen, biologie (dopamine, cannabis, neuroimaging), behandeling en uitgewerkte therapievoorbeelden. Dit alles is verdeeld over 21 hoofdstukken. Vooral de hoofdstukken over psychologische ontwikkelingsprocessen (the puzzle of paranoia), de rol van zelfvertrouwen, sociale cognitie, neurocognitieve aspecten en theory of mind bij het ontstaan van paranoïdie vond ik verhelderend en intrigerend. Hierdoor kreeg ik het gevoel beter te begrijpen wat er met mijn patiënten met een psychotische stoornis gebeurt. De stof is echter ook complex, waarbij ik niet kan claimen alles begrepen te hebben. De hoofdstukken over behandeling gaan niet alleen over farmacotherapie en cognitieve therapie (met apart uitgewerkte hoofdstukken voor achterdochtige gedachten respectievelijk wanen), maar ook over op de persoon gebaseerde (person-based) therapie, waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen paranoia van het poor me- dan wel het bad metype, en gezinsinterventies. Dit handboek geeft een uitgebreid, gedegen en samenhangend overzicht van recente onderzoeksbevindingen en van de klinische praktijk. Niet alleen de redacteuren kunnen dit op hun conto schrijven, maar ook de indrukwekkende lijst van meewerkende auteurs, die bovendien speculaties en vragen voor toekomstig onderzoek niet geschuwd hebben. Bijvoorbeeld: welke factoren beïnvloeden de vorming van een bepaald type waan? Of de kip-en-eivraag: is er eerst een verstoring van het neurale netwerk - amygdala en prefrontale circuits - of eerst een verhoogde gevoeligheid voor sociale dreiging? Dat maakt het boek zowel zeer geschikt voor clinici als voor onderzoekers. Is er dan niets op het boek aan te merken? Het is geen boek dat je even uitleest; niet door z'n aard en complexiteit, maar ook niet door de tamelijk kleine letter en grijzige bladspiegel. De slappe paperback doet het boek eigenlijk tekort en ook het dreigende oog op het omslag kan niet iedereen bekoren ('papa, ik vind het eng!'). Inhoudelijk echter een aanrader, dat alles in zich heeft om een klassieker te worden.
R. van der Zwaard