Evidence-based practice and intellectual disabilities
De inleiding door Peter Sturmey legt een basis in de toelichting van de principes van evidence-based practice (ebp) toegepast op adaptief en maladaptief gedrag en de kosten-batenanalyse. In het tweede deel van dit boek wordt per stoornis/probleemveld the state of the art geanalyseerd. Daarbij gaat het om agressief gedrag, zelfverwondend gedrag, stereotiep gedrag, voedingsproblemen, slaapproblemen, angststoornis, stemmingsstoornissen en delinquent gedrag. Per stoornis geven de verschillende auteurs zorgvuldig aan welke zoekcriteria zij hebben gehanteerd en hoe zij een selectie van de gevonden literatuur hebben gemaakt. Gerandomiseerde gecontroleerde trials (rct’s) bieden de hoogste mate van evidentie, maar er wordt ook gepaste waarde gehecht aan kleine trials, die in deze doelgroep onvermijdelijk zijn.
Om een voorbeeld te geven: in het hoofdstuk over zindelijkheidstraining maakt Surmey duidelijk hoeveel geld bespaard kan worden door kinderen op jonge leeftijd zindelijk te maken. En hoeveel winst te boeken is door supported employment te bieden. Dat biedt niet alleen mogelijk financiële winst, ook - moeilijker te meten - verbetering in kwaliteit van leven. De grondigheid van de analyse van de literatuur voert tot de conclusie dat wel elke voorziening zijn eigen kosten-batenanalyse zou moeten maken gezien de grote verschillen onderling. Elk hoofdstuk geeft inzicht in wat bewezen werkt en wat promising lijkt en soms al veel wordt toegepast, maar niet als ebp, zoals ‘snoezelen’.
Het verschijnen van Evidence-based practice in intellectual disabilities is een mijlpaal op het terrein van research naar en behandeling van mensen met een verstandelijke beperking met een ggz-hulpvraag. Wie na het verschijnen van dit boek research doet op dit terrein kan niet om dit boek heen. Datzelfde geldt voor hulpverleners, bijvoorbeeld de psychiaters in opleiding en hun supervisoren die de binnenkort te verschijnen module over psychiatrie en (lichte) verstandelijke beperking gaan volgen.
De enige kritische noot die ik zou willen plaatsen, is dat de auteurs - vrijwel zonder uitzondering niet-medici - de psychofarmacologische literatuur te willekeurig bespreken. Er wordt terecht kritiek geuit op de behandeling van agressief gedrag met onnodig hoge doseringen antipsychotica. (Deze kritiek wordt breed gedeeld onder psychiaters die actief zijn in dit werkveld.) De onderbouwing van de kritiek laat te wensen over, want deze is niet gebaseerd op zorgvuldige literatuurstudies.
Laten we positief eindigen: ik hoop dat medici zich door dit boek uitgedaagd weten om op hun terrein een vergelijkbare prestatie neer te zetten.
M. Otter