Depersonalisation. A New Look at a Neglected Syndrome
Dit is een soort boekje dat ik erg graag lees. Het geeft een heldere, volledige maar toch zeer behapbare beschrijving van het symptoom en het syndroom depersonalisatie: de geschiedenis, de fenomenologie, de verschillende uitingsvormen (het ‘depersonalisatiespectrum’), het beloop, de prevalentie, de diagnostiek, de meetinstrumenten, de drug-induced versie, de psychiatrische stoornissen waar het symptoom bij optreedt, de neurologische oorzaken, de verschillende cultuuruitingen, de farmacotherapie, de psychologische behandelingen en de neurobiologie. Een verwaarloosd syndroom volgens de auteur. Hebt u de classificatiediagnose ‘depersonalisatiestoornis’ wel eens gesteld? Wellicht komt u het symptoom wel vaak tegen bij andere psychiatrische stoornissen. Het wordt gemeld door 50-80% van de patiënten met schizofrenie, depressieve stoornissen, angststoornissen, stressstoornissen en borderline- en cluster C-persoonlijkheidsstoornissen. Het complete syndroom wordt in de leeren handboeken echter beschreven als zeer zeldzaam. Toch zijn bij gerichte epidemiologische studies prevalenties gevonden van 0,8-2,5%. De auteur onderscheidt vier componenten aan de volledige depersonalisatiestoornis: abnormale lichamelijke ervaringen (desomatisatie), emotionele verdoofdheid (‘deaffectualisatie’), afwijkingen van het subjectieve geheugen (‘de-ideatie’) en vervreemding van de omgeving (derealisatie). Probleem is hierbij wel dat de fenomenen die hij bij deze vier componenten beschrijft veel overlap vertonen met andere symptomen, zoals stoornissen in de lichaamsbeleving, nihilistische denkbeelden over het lichaam (syndroom van Cotard), anesthesie van het gevoelsleven, onthechting en affectieve leegte. Het is maar vanuit welk psychopathologisch spectrum je het bekijkt. Interessant is dat patiënten het moeilijk vinden om de depersonalisatie als ervaring te beschrijven en daarom metaforen moeten gebruiken, maar dat het desgevraagd meteen herkend wordt. Het is kennelijk een ‘hard’ prototype. Zelf herinner ik me uit mijn adolescentie een niet onprettige voorbijgaande derealisatie bij vermoeidheid of een kater, maar patiënten met het chronische syndroom beschrijven het als zeer kwellend. Bovendien is depersonalisatie moeilijk te behandelen. Depersonalisatie die gerelateerd is aan angst of dwang kan reageren op selectieve serotonineheropnameremmers of clonazepam. Op basis van de fysiopathogenese en van casuïstiek lijken glutamaatantagonisten (lamotrigine), opioïdantagonisten (naloxon) en cannabisantagonisten (rimonabant) interessant. Neurobiologisch zijn er aanwijzingen voor prefrontale hyperactiviteit bij een limbische hypoactiviteit, die zou kunnen wijzen op een functionele frontolimbische disconnectie, waardoor de normale koppeling van emoties aan percepties en cognities ontbreekt. Dat zou kunnen betekenen dat transcraniële magnetische remming van de prefrontale cortex als behandeling in aanmerking komt. Depersonalisatie is een fascinerend en onderschat syndroom, daar heeft de auteur mij (opnieuw) van overtuigd. Ook daarom vind ik het zo’n goed boekje. Het is alleen wel relatief duur. Dus raad ik alle lezers aan om het door de bibliotheek van hun instelling te laten aanschaffen.
M.W. Hengeveld