Handboek suïcidaal gedrag
Een boek over suïcidaal gedrag is welkom. In de opleiding tot psychiater wordt hieraan weinig aandacht gegeven. Dit handboek bestaat uit drie delen: 'Research', 'Behandeling van suïcidaliteit' en 'Preventie van suïcidaal gedrag'. De 17 hoofdstukken zijn overzichtelijk van opbouw. Niet geheel logisch is het onderbrengen van het hoofdstuk 'Ethiek, methodologie en de dagelijkse praktijk' bij het deel over behandeling, zij het dat de auteur probeert aannemelijk te maken dat behandelaars zich in de praktijk deels laten leiden door hun eigen morele opvattingen. Het eerste hoofdstuk, 'Een geschiedenis van suïcide: het verleden als verklaring en alternatief', illustreert dit op indrukwekkende wijze. Iedere tijd kent zijn oordeel over suïcide en nog niet lang geleden was dit oordeel negatief. Dit vraagt om een sociologische benadering van deze veranderingen in opvatting en die is grotendeels te vinden in de hoofdstukken over de epidemiologie van suïcidaal gedrag en de maatschappelijke invloeden op suïcidaal gedrag. De andere hoofdstukken van het eerste deel, te weten 'De psychologie van suïcide en suïcidepogingen', 'Biologische en genetische oorzaken van suïcidaal gedrag' en 'Geweld en suïcide', geven een uitstekend overzicht van het onderzoek naar deze aspecten. De relatie tussen psychologische, sociale en biologische factoren is voortdurend aan de orde, waarbij de vraag rijst waarom de auteurs niet een poging hebben gewaagd deze in een samenhangend hoofdstuk te beschrijven. Onderzoek wordt grotendeels kritisch besproken, maar helaas hebben sommige hoofdstukken weinig literatuurverwijzingen. De behandeling van suïcidaal gedrag staat in deel 2 centraal. In de hoofdstukken 'Stemmingsstoornissen en suïcidaliteit' en 'Afhankelijkheid van middelen en suïcidaliteit' wordt behandeling pas aan het eind besproken, maar dat maakt deze hoofdstukken niet minder de moeite waard. Het hoofdstuk 'Suïcidaliteit bij patiënten met een borderlinepersoonlijkheidsstoornis' laat zien dat de auteurs grote ervaring hebben met deze patiënten. Hun genuanceerde benadering blijkt onder meer uit de opvatting dat een opname van deze patiënten niet altijd voorkómen moet worden. Over de wetenschappelijke evidentie van het effect van de voorgestane benadering vermelden zij niets. Hetzelfde geldt voor het hoofdstuk over spoedeisende ambulante hulp bij suïcidepogingen en levenstwijfel. Ook hier een fraai en logisch opgebouwd betoog, gelardeerd met vignetten, maar vrijwel geen evidence-based onderbouwing. De benadering berust grotendeels op gezond verstand en wat kan worden afgeleid van de bekende risicofactoren gecombineerd met kennis over hanteren van de relatie met complexe patiënten. Wat dat betreft zijn de genoemde hoofdstukken overigens zeker leerzaam. Een punt dat nadruk krijgt, is de inschakeling van het netwerk van de patiënt en de mogelijkheden van hulp van of interventies in het systeem. In deel 3 laat het hoofdstuk 'Predictie van suïcidaal gedrag' zien dat preventie mogelijk is door een juiste inschatting van risicofactoren. 'Bevolkingsstrategieën' geeft waardevolle informatie over de verschillende strategieën die gehanteerd worden ter preventie van suïcidaal gedrag. Het hoofdstuk over de nabestaanden is van bijzondere kwaliteit, waarbij een kritische bespreking van hulpprogramma's de auteurs er niet van weerhoudt om zorg te bepleiten voor nabestaanden van mensen die hun leven hebben beëindigd. Het hoofdstuk 'Het Werthereffect: de rol van media in suïcidaal gedrag' gaat in op de vraag hoe men imitatie van suïcide zou kunnen voorkómen door afspraken te maken met de media over de rapportage van suïcides; dit hoofdstuk is daardoor ook geschikt voor anderen dan ggz-professionals. Samengevat: dit boek bevat meer dan wetenschappelijke kennis over onderzoek naar, behandeling van en preventie van suïcidaal gedrag. Een aanrader.
B. Verwey