The Anxious Brain. The Neurobiological Basis of Anxiety Disorders and How to Effectively Treat Them
De bedoeling van dit boek is therapeuten die patiƫnten met angststoornissen gaan behandelen op de hoogte te brengen van de neurowetenschappelijke bevindingen op dit terrein. De redenering is dat patiƫnten steeds vaker via allerlei media op de hoogte zijn van informatie over hun klachten en de onderliggende neurobiologie daarvan. Vaak is die informatie echter eenzijdig of gewoonweg fout. Het is inderdaad handig dat een therapeut, tot welke 'school' hij of zij ook behoort, zelf op de hoogte is van dergelijke informatie. Al vlug blijkt dat dit een erg amusant boek is, zij het wellicht niet op de manier die de auteurs gehoopt hadden. De eerste twee hoofdstukken geven een algemeen overzicht van functionele neuroanatomie en neurotransmittersystemen. De figuren en de diagrammen zien er op het eerste gezicht indrukwekkend uit, maar de bijbehorende tekst is oppervlakkig, over-vereenvoudigend en helaas vaak gewoon fout. Een voorbeeld: 'Mensen met woedeuitbarstingen hebben een hoog spanningsniveau door overactieve basale ganglia, hetgeen leidt tot prikkelbaarheid en een opvliegend karakter. Op die manier kan angst het gevolg zijn van agressie'. In de volgende hoofdstukken wordt ingegaan op de neurobiologie, psychotherapie en farmacotherapie van de paniekstoornis, gegeneraliseerde angststoornis en sociale fobie. Waarom juist deze selectie gemaakt wordt, is volstrekt onduidelijk. De obsessieve-compulsieve stoornis en de posttraumatische stressstoornis worden niet behandeld, terwijl over deze stoornissen een coherent neurobiologisch verhaal te vertellen valt, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de gegeneraliseerde angststoornis. Ook in deze specifieke hoofdstukken zijn de inhoudelijke fouten niet te tellen. Nog een voorbeeld: 'Paniek is het gevolg van de stressrespons door de hypothalamus-hypofyse-bijnieras'. Dit is echter net niet het geval, zoals trouwens uit meerdere experimentele studies blijkt. De fouten blijven niet beperkt tot de neurowetenschappen. Zo wordt als behandeling voor de paniekstoornis ademhalingstherapie aanbevolen, terwijl er geen enkel solide bewijs bestaat voor de effectiviteit daarvan. Toch staan er ook interessante wetenswaardigheden in het boek. De auteurs leggen bijvoorbeeld uit dat antidepressiva pas veel later hun werking hebben bij angststoornissen dan bij depressie en dat angstklachten in het begin van de behandeling soms eerst toenemen om pas nadien te verbeteren. De onderbouwing hiervan ontbreekt dan weer. Achterin het boek staat weliswaar een lijst van referenties, maar nergens in de tekst wordt hier ook werkelijk aan gerefereerd. Een andere lijst met 72 artikelen en boeken voor suggested reading is ook eerder willekeurig samengesteld en een duidelijk advies ontbreekt. Een korte lijst van een vijftal reviews en enkele boeken zou misschien een kans maken om echt geraadpleegd te worden. Wetenschap populariseren is bijzonder belangrijk, maar behoort te gebeuren met een minimum aan respect voor correcte weergave van gegevens. De auteurs slagen hier niet in. Samengevat: dit is een boek met nobele bedoelingen, dat helaas alleen maar beschouwd kan worden als een miskleun.
K.R.J. Schruers