Ontregelde geesten. Ziektegeschiedenissen
De titel van dit boek suggereert dat het over patiënten met psychiatrische ziektebeelden gaat, maar dat is niet zo. Het gaat over de namen van ziektebeelden, en vooral ook over de personen die hun naam aan een bepaald ziektebeeld hebben gegeven. De auteur beschrijft de geschiedenis van namen die iedereen wel kent (Alzheimer, Parkinson, Gilles de la Tourette) en van namen die alleen bekend zijn bij geïnteresseerde psychiaters (Bonnet, Capgras). Het geeft een fascinerend beeld over hoe een bepaalde ziekte werd gekoppeld aan een bepaalde naam. Er zit geen vaste structuur in de hoofdstukken. In sommige delen worden de patiënten uitgebreid beschreven, in andere het ziektebeeld of juist de levensgeschiedenis of de speciale deskundigheid van de 'eponimist'. In alle hoofdstukken treft men veel achtergrondinformatie aan over de tijd,het land en de cultuur waarin de ontdekking of de naamgeving plaatsvond. Het naamgevingproces is op zichzelf al een fenomeen. De auteur citeert in dit verband de 'wet van Stigler': geen enkele wetenschappelijke ontdekking is genoemd naar zijn ontdekker. Dat klopt zeker bij alle in dit boek behandelde gevallen. Alle ziektebeelden waren al eerder beschreven, maar het was de eponimist die het ziektebeeld op de kaart zette door onderzoek, door publiciteit of anderszins. Het komt voor dat de naam pas wordt toegekend nadat de eponimist al is overleden. En wie kennen dan zo'n naam toe? Blijkbaar vooral de gezaghebbende wetenschappers in die tijd. In de stukken over Franse psychiatrie duikt Charcot op, in stukken over de Duitse psychiatrie Kraepelin. Men komt in het hoofdstuk over de ene eponimist weer regelmatig de andere tegen. De Europese psychiatrie van de tweede helft van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw komt over als een klein wereldje waar iedereen elkaar kende, men elkaars leermeester of opponent was en vooral elkaar eponiemen toeschoof. Echter, niemand eiste een eponiem voor zichzelf op. Het toekennen ervan was op zichzelf al belangrijk voor de naamgever, immers daar bleek ook uit hoeveel invloed men had. De eponimisten, deze collega's uit een ver verleden, komen in dit boek naar voren als integere, bevlogen professionals, soms behandelaars, soms wetenschappers, met vaak fascinerende levensgeschiedenissen. Het boek sluit af met een hoofdstuk over de wijze waarop de toevallige ideologie van de dag altijd weer de interpretatie van wetenschappelijke gegevens kleurt. Deze briljante geesten uit vroeger tijden hebben soms conclusies getrokken die bij iedere moderne psychiater de tenen doen krommen. Het noopt tot bescheidenheid over alles wat wij psychiaters nu zo zeker denken te weten. Het boek leest vlot, maar niet snel. Er valt immers zo veel informatie uit ieder hoofdstuk te halen; is het niet over patiënten of over ziektebeelden dan wel over de medische wereld in vervlogen tijden of over de eponimisten zelf. Aanbevolen!
E.A. Noorlander