Being a Brain-Wise Therapist. A Practical Guide to Interpersonal Neurobiology. In de serie The Norton Series on Interpersonal Neurobiology
Badenoch beschrijft in deze uitgave haar inzichten in de psychotherapeutische behandeling van ongunstige vroege hechtingservaringen. Zij ontpopt zich als een gedreven therapeute voor haar 'patiënten' (die zowel lijden als idealiter rustig volharden) met de bedoeling elk hechtingsgehavend individu die vorm van containment aan te bieden waarbinnen het persoonlijk exploratiegedrag vorm kan nemen, door de relatie gedragen wordt en tot heling zal leiden. Zij is zich zeer bewust van de affectieve ladingen en gevoeligheden die horen bij vroege hechtingsproblemen. Ze richt zich om deze redenen op de specifieke associaties van de rechter hersenschors met taalvaardigheden waarin vooral de emotionele kwaliteiten van de taal tot uiting komen. In haar jargon betekent dit dat een vruchtbaar therapeutisch contact gedragen wordt door een complementaire communicatie 'van rechter hersenhelft tot rechter hersenhelft'. Zij maakt zich er sterk voor dat vele problemen inzake depressiviteit, angst, dissociatiegevoeligheid (zowel multipele persoonlijkheidsstoornis als borderlinepersoonlijkheidsstoornis) én verslaving tot een kern van hechtingsmoeilijkheden herleid kunnen worden, zonder daarin sektarisch te redeneren. Zij behandelt in dit boek een psychotherapeutisch model, door haar en anderen 'interpersoonlijke neurobiologie' genoemd, waarin vanuit uitgebreide hechtingsinzichten de nadruk ligt op interpersoonlijke complementariteit. Haar inspanningen om dit uitgebreid neurobiologisch te onderbouwen steunen op haar overtuiging dat de hedendaagse neurobiologische inzichten de patiënten hoop bieden door te wijzen op concrete veranderingsmogelijkheden. Hoe juist haar inzicht ook is in de wisselwerking tussen een normale aanleg en de vroegkinderlijke omgangservaringen, het door haar aangereikte theoretisch amalgaam van deelinzichten in het hersenfunctioneren blijkt een allegaartje van vaak boeiend, maar slechts gedeeltelijk correct begrip, waarin enkele spitse verhelderende omschrijvingen vergezeld gaan van te veel naïeve simplificeringen en enkele grove misvattingen, tot en met goedgelovige aanvaarding van kwantumfysische verklaringsgronden met een 'deus ex machina'-karakter (zie Metzinger 2009, noot 4-12, p. 251). Northoff (2000) en Uttal (2001) zouden hier heel wat aanknopingspunten vinden voor hun gefundeerde kritiek. Ik vrees dat dergelijke onzorgvuldigheden de aan patiënten aangereikte hoop evengoed kunnen ondermijnen: naïeve simplificeringen zijn gedoemd valse verwachtingen op te roepen, waarna de resulterende ontgoocheling het vertrouwen in de therapeut kan aantasten. Jammer! Badenoch lijkt uit het betrouwbare betrokkenheidshout gesneden en getuigt in vele hoofdstukken geloofwaardig over haar kwaliteiten als psychotherapeute.
L. Roelens