Constructieve groepsprocessen. In de reeks Werken met groepen
De centrale vraagstelling van dit boek is uiterst boeiend. Wat zijn constructieve processen in groepen en hoe kunnen wij deze bevorderen? Om hierop een antwoord te geven gebruikt de auteur een systeem- en communicatietheoretisch kader, aangevuld met sociaal-constructionistische en oplossingsgerichte ideeën. Gezien het gehanteerde kader vind ik het wat verrassend dat de auteur zich beperkt tot groepstherapieën met afzonderlijke individuen en tot niet-therapeutische formele groepen zoals een opleidingsgroep of een leefgroep. Dus constructieve processen in groepen voor paren of gezinnen komen hier niet aan bod. Het boek opent met drie probleemsituaties uit de praktijk: afwezigheid in een psychotherapiegroep, weerstand binnen een opleidingsgroep en onveiligheid in een leefgroep. Een paar hoofdstukken later beschrijft de auteur hoe ze vakkundig deze situaties aanpakt. De gevalsbeschrijvingen zijn leerrijk en doen vermoeden dat de auteur een ervaren (groeps)therapeute is. Tegelijkertijd maken deze gevalsbeschrijvingen pijnlijk duidelijk wat mij stoort aan dit boek: het totale gebrek aan een duidelijk theoretisch en conceptueel kader rond constructieve groepsprocessen en de eenzijdige visie vanuit de groepsleider. Er is volgens mij een duidelijk verschil tussen de manier waarop groepen zich organiseren of worden georganiseerd en welke uiteindelijk de helpende processen binnen deze groepen zijn. Dit laatste vind ik niet terug in dit boek, noch in de gevalsbeschrijvingen. Uit de literatuurlijst blijkt dat de auteur trouwens niet ver gezocht heeft. Echter, ook de theoretische onduidelijkheden storen me. Een oplossingsgerichte praktijk en constructieve groepsprocessen zijn twee verschillende dingen. Iemand kan zeer oplossingsgericht bezig zijn en tegelijkertijd niet constructief. Constructieve groepsprocessen spelen zich verder hoofdzakelijk af tussen de verschillende groepsleden, de groepsleider incluis, maar deze laatste is nooit centraal, integendeel. Het vertolken van enkel dit standpunt is te eenzijdig en beperkend. Uit onderzoek blijkt immers, en de auteur bevestigt dit, dat de meningen over wat constructieve groepsprocessen zijn, sterk verschillen tussen de groepsleider en de andere groepsleden. De taak van een groepsleider is niet zozeer die processen te ondersteunen die hem of haar constructief lijken, maar eerder die processen die de groepsleden aangeven. Kortom, het is niet alleen een dun, maar ook een mager boekje.
G. Lemmens