Depressieve stoornis bij Belgische eerstejaarsstudenten: voorkomen, academische impact en zorggebruik
Achtergrond Er is weinig bekend over epidemiologische aspecten (prevalentie, comorbiditeit, impact en zorggebruik) van de depressieve stoornis (majeure depressieve episode; mde) bij universiteitsstudenten. Doel Descriptief-epidemiologische studie naar mde (volgens dsm-iv) bij eerstejaarsstudenten aan de ku Leuven, België, waarin het vóórkomen gedurende de afgelopen 12 maanden, psychiatrische comorbiditeit, zorggebruik en academische impact werden gemeten. Methode Elektronisch vragenlijstonderzoek op basis van een crosssectioneel gewogen onderzoeksopzet bij alle eerstejaarsstudenten van de ku Leuven (n = 5460, responspercentage gecorrigeerd voor uitval 51,8%) tussen oktober 2014 en mei 2017. Depressieve stoornis werd gemeten aan de hand van het Composite International Diagnostic Instrument – Screener (cidi-sc). Resultaten Het 12-maandenvoorkomen van mde (volgens cidi-sc) bij studenten werd geschat op 13,6% van de gehele populatie eerstejaarsstudenten. mde hing sterk samen met verschillende andere emotionele problemen waaronder gegeneraliseerde angst, (hypo)manie en suïcidaliteit. De impact van mde op het gewogen eindpercentage betrof 3,6-6,4%; mde was eveneens geassocieerd met een hoger risico voor het falen van het eerste jaar aan de universiteit (or: 1,5-2,0). Het 12-maandenzorggebruik was 21,5%. Conclusie mde komt vaak voor bij eerstejaarsstudenten. Ondanks het hoge voorkomen en de aanzienlijke impact zoeken weinig studenten hulp.