Vallen en opstaan in de adolescentie. Een overzicht van de ontwikkeling van 12 tot 25 jaar
Dit boek is een herziene, vertaalde versie van het boek Adolescent development uit 2019 van Wim Meeus, een absolute aanrader voor psychologen, psychiaters en psychotherapeuten die werken met adolescenten.
Meeus is emeritus hoogleraar Adolescentie bij de afdeling Jeugd & Gezin aan de Universiteit Utrecht en emeritus hoogleraar Ontwikkelingspsychologie aan de Universiteit Tilburg.
Reeds decennia lang wordt in de massamedia belang gehecht aan delinquentie van jongeren en de laatste 15 jaar ook aan pesten op school, stress, burn-out en depressie.
In de inleiding beklemtoont de auteur het belang, maar ook de complexiteit van de psychosociale ontwikkeling in de adolescentie (groep en individueel).
Aan de hand van verscheidene longitudinale onderzoeken probeert hij de ontwikkeling van de jongere in kaart te brengen. Vanaf het begin van het boek brengt de auteur 2 visies over de adolescentie: enerzijds de ‘moeilijke adolescentie’ die ons bekend is als l’âge ingrat met ‘no future’, maar anderzijds ook de adolescentie als vormende periode, wat een veel positievere visie op de adolescentie is. Deze laatste visie vind je als rode draad terug in het hele boek.
In 9 hoofdstukken staat Meeus stil bij de definitie van adolescentie en brengt hij op een heldere en goed onderbouwde en geïllustreerde manier achtereenvolgens zijn kijk op de ontwikkeling van de individuele en politieke identiteit, de persoonlijkheid, de ontwikkeling van relaties met ouders en vrienden, het belang van emotionele en cognitieve empathie, de meervoudige ontwikkeling en de volgorde daarvan, met de individuele verschillen en de tijdelijke turbulenties.
Maturatie van de ouder-adolescentenrelaties en de vriendschapsrelaties, privacy en het onderscheid tussen impliciet en expliciet opvoeden brengen een waardevolle aanvulling.
Aan de hand van de begrippen internaliserend en externaliserend probleemgedrag komen we bij de psychische problemen. Meeus spitst zich toe op angst, depressie, delinquentie, directe agressie en druggebruik.
Hij beschrijft het belang van een positieve evolutie in de ontwikkeling van de identiteit, de cognitieve empathie en hoe een veerkrachtige persoonlijkheid een positief effect kan hebben op probleemgedrag en dus het risico verminderen op blijvende psychische aandoeningen (10-15%).
De auteur is er zich van bewust dat de gebruikte studies komen uit de rijkere, ‘ideale’ westerse wereld en dat we deze studies moeten aanvullen met die van de neurocognitie, de genetica en de biologie.
Mij intrigeert ook nog hoe belangrijke maatschappelijke tendensen en de recente pandemie van covid-19 invloed hadden/hebben op de ontwikkeling van onze jongeren en welke ‘zorg’ daar tegenover kan staan.
Tot besluit: ik hoop dat deze Nederlandse bewerking dit waardevolle boek nóg toegankelijker zal maken voor de Nederlandstalige lezers.
C. Leclercq, psychiater, Brugge