Cognitive impairment in major depressive disorder. Clinical revelance, biological substrates, and treatment opportunities
Dit boek zoomt op een gestructureerde manier in op het cognitieve symptoomcluster bij depressie in engere zin (in Vlaanderen spreken we van majeure depressieve stoornis; mds). In 4 logisch gerangschikte delen wordt in detail stilgestaan bij de klinische relevantie, onderliggende biologische substraten, evaluatie- en meetinstrumenten, en behandelmogelijkheden. Het boek kan eigenlijk gezien worden als een verzameling van overzichtsartikelen waarbij telkens een ander aspect van de cognitieve symptomen bij mds tot in de diepte behandeld wordt. Dit zorgt bij momenten wel voor overlap tussen de verschillende hoofdstukken.
In het eerste deel rond klinische relevantie wordt uitgebreid gefocust op het belang van cognitieve aantasting tijdens en tussen de depressieve episodes, niet alleen op symptoomniveau, maar vooral ook op het gebied van sociale interacties en functionele uitkomst, en met oog voor het mogelijk evolutieve karakter. Dit maakt dit eerste deel dan ook zeer interessant en aanbevelenswaardig voor hulpverleners in de geestelijke gezondheidszorg, maar zeker ook voor huisartsen en bedrijfsartsen en adviserend artsen, die vaak te maken krijgen met langdurige arbeidsongeschiktheid ten gevolge van depressie.
In het volgende deel worden de neurobiologische substraten van de cognitieve deficits besproken, met ook specifieke aandacht voor onder andere de rol van neuro-inflammatie en insulineresistentie in de etiologie van cognitieve aantasting bij mds. Deze hoofdstukken lezen als een uitermate volledig overzicht van de beschikbare literatuur, maar lijken vooral interessant voor onderzoekers binnen het domein en clinici met specifieke interesse.
De delen rond evaluatiemethodes en behandelmogelijkheden brengen ons dan weer dichter bij de klinische praktijk. De slotsom daarbij is toch vooral dat er tot op heden slechts weinig goed onderzochte farmacologische behandelmogelijkheden zijn en dat ze dus meestal slechts experimenteel aangewend kunnen worden. Verder zijn er ook 2 aparte hoofdstukken over de impact van cognitieve remediatie en fysieke activiteit op de cognitieve deficits bij mds, waarbij vooral de cognitieve remediatie veelbelovend blijkt te zijn.
Afrondend: dit werk geeft een zeer volledig en gestructureerd overzicht van de bestaande evidentie van alle aspecten van cognitieve aantasting bij mds. U kunt het boek zowel oppervlakkig lezen als klinische handleiding, maar het kan in de diepte ook perfect dienst doen als een uitermate volledig wetenschappelijk literatuuroverzicht. In zijn geheel zou ik het vooral aanbevelen aan medische en paramedische disciplines die vaak in aanraking komen met patiënten met een depressieve stoornis, hoewel zeker het deel rond klinische relevantie ook een plaats verdient in de boekenkast van huisartsen, bedrijfsartsen en adviserend artsen.
D. Schrijvers, psychiater, Duffel