Emergency psychiatry
Onder de auspiciën van de Royal College of Psychiatrists verscheen in 2015 het boek Emergency psychiatry. De redactie is van Kevin Nicholls, een gepensioneerde consultant psychiater uit de Britse Midlands, gespecialiseerd in posttramatische stressstoornis (ptss) bij veteranen, die enkele tientallen experts liet meeschrijven. In het boek staat niet aangegeven voor welke doelgroep het geschreven is.
Zonder enige inleiding begint het met hoofdstuk 1: assessment of suicide risk. Epidemiologische gegevens van suïcide worden gevolgd door de bekende lijsten met risicofactoren en de aanwijzing dat besluiten nemen over suïciderisicomanagement een integraal onderdeel vormt van de psychiatrische praktijk. Hoe de lezer dit dan zou moeten aanpakken, wordt niet beschreven. Het eindigt met een kleine 50 literatuurverwijzingen.
Deze tekst is exemplarisch voor het hele boek. Het bestaat uit negentien hoofdstukken in schijnbaar willekeurige volgorde, zonder vaste lengte of structuur en weinig praktisch van opzet. Een hoofdstuk over psychose behandelt wel het delier en schizofrenie, maar niet de psychose niet anderszins omschreven (nao) en de schizoaffectieve stoornis. Het delier wordt bovendien nog in zeker twee andere hoofdstukken beschreven en dat is nog maar één voorbeeld van redundantie. De term dsm komt daarentegen vrijwel niet voor in het boek. En een hoofdstuk over depressie ontbreekt, net als een tekst over de paniekstoornis of de borderlinepersoonlijkheidsstoornis, die beide toch geregeld op seh’s e.d. gediagnosticeerd kunnen worden.
Sommige hoofdstukken bevatten vignetten, de meeste echter niet. En een enkel hoofdstuk is als een soort tutorial opgezet. Leuk, maar doe dat dan in alle hoofdstukken. Nuttig is het hoofdstuk over de Mental Health Law. Uniek zijn de tien pagina’s over spoedeisende dovenpsychiatrie. Echter, dat is dan relatief weer wat veel, in aanmerking genomen dat een tekst over een algemene werkwijze ontbreekt, dat niets gezegd wordt over de organisatie van de 7x24-uursdiensten in het vk en de verschillende contexten waarin de beoordelingen gedaan worden, dat de patiënten in het boek geen partner of familie lijken te hebben en dat ook geen woord gewijd is aan diagnostiek bij de niet-coöperatieve patiënt.
Kortom, dit boek is een grotendeels gemiste kans en ik zou het eigenlijk alleen willen aanraden aan collega’s die met doven werken en aan hen die zich willen inlezen over de Engelse dwangwetgeving.
V. Beerthuis