Op de kop getikt. Diagnose: whiplash
‘Op de kop getikt’ betekent: op fortuinlijke wijze erin slagen iets wat moeilijk te vinden of verkrijgen is, te verwerven. Met het voorvoegsel ‘on’ voor ‘fortuinlijk’ beschrijft dit de ervaring van veel mensen na een ongeluk met restverschijnselen of een chronische ziekte: klachten waar ze niet om gevraagd hebben, die door hun chronisch karakter onvermijdelijk psychische repercussies hebben – wat er vaak toe leidt dat artsen na een paar jaar stellen dat het ‘tussen de oren zit’. Dat dit op zijn minst eenzijdig is en bovendien de patiënt niet helpt, maakt Bom duidelijk in haar boek Op de kop getikt. Diagnose: whiplash. Op weg naar haar werk trekt ze een sprintje over het perron en smakt vol op haar gezicht. In eerste instantie ontkent ze dat er iets ernstigs aan de hand is; geleidelijk aan blijken haar klachten ernstig en zij heeft, ruim vijf jaar later, nog steeds maar de helft van haar energie. In het boek beschrijft ze, vaak relativerend en met humor, de worsteling om als vrouw met baan en gezin te erkennen dat er iets onomkeerbaars is gebeurd: automatisch vertrouwen op een gezond lijf is vervangen door het voortdurend bewustzijn van grenzen en zoeken naar balans. De gevolgen van chronische lichamelijke klachten op je totale persoon worden indringend beschreven. De vicieuze cirkel van vermoeidheid met als gevolg doemdenken veroorzaakt een brand die zichzelf moeiteloos van brandstof blijft voorzien. De omgeving worstelt mee: moeten ze bemoedigen, afremmen of juist stimuleren om jezelf eens wat strenger aan te pakken? Een verstandige huisarts die de patiënt langer kent en weet dat ze geen zeur is, en bovendien weet dat een val of een aanrijding soms langdurig repercussies heeft, is daarin een zegen. Als de ziektekostenverzekering vraagt of er ook een tegenpartij was bij de whiplash, wordt haar duidelijk: momenteel ben ik mijn eigen tegenpartij. Lichamelijke en psychische klachten gaan naadloos in elkaar over; toch ervaart de auteur de opmerking van de oogarts dat haar problemen met lezen vooral psychisch zijn, als vernederend en stigmatiserend. Het lijkt alsof je voor lichamelijke klachten geen verantwoordelijkheid draagt, terwijl psychische klachten connotaties hebben als ‘eigen schuld, dikke bult’, en daarmee knagen aan zelfvertrouwen en zelfwaardering. Zinnige feedback voor de hulpverlener: hoe irritant het is als de professional uitstraalt het zo goed met zichzelf getroffen te hebben, waardoor de patiënt zich steeds kneuziger gaat voelen; de arrogantie om wat de dokter niet kan verklaren ‘psychisch’ te noemen en de subtiele neerbuigendheid van het beter te weten dan de patiënt zelf. Dit boek is het tegendeel van een larmoyant egodocument, maar een aanrader voor ieder die met mensen met chronische klachten werkt of zelf chronische klachten heeft.
M.M. Thunnissen