Werkstress en cortisol; meetfilosofie en bevindingen
Fysiologische stressmetingen worden geacht bij te dragen aan de objectivering van het (vage) fenomeen 'stress'. Vanwege de matige tussen-persooncorrelaties tussen de subjectieve ervaring van werkstress en de fysiologische manifestaties ervan zijn de metingen vooral bruikbaar voor de vergelijking van groepen met een hoog en een laag werkstressniveau en niet op individueel-diagnostisch niveau. Fysiologische metingen hebben toegevoegde waarde omdat ze een kwantificering leveren van de lichamelijke belasting door stress, die uiteindelijk het effect op gezondheid bepaalt. Daarnaast kunnen fysiologische metingen bij personen met stressgerelateerde klachten, zoals burn-out, bijdragen aan het inzicht in de aard van de ontregeling van het stressregelsysteem bij dit type klachten. Het vergelijken van groepen met hoge en lage werkstress op diverse cortisolparameters heeft vrij inconsistente resultaten opgeleverd. Dit komt niet alleen door meetonbetrouwbaarheid, maar ook doordat cortisol kennelijk een weinig betrouwbare afspiegeling is van het stressregelsysteem in de hersenen. Onderzoek naar veranderingen in het cortisolregelsysteem door chronische (werk)stress in de tijd en naar de gezondheidsrelevantie van de diverse cortisolparameters is noodzakelijk alvorens vooruitgang kan worden geboekt op dit gebied.