Biological Bases of Clinical Anxiety
De titel van dit boek belooft de biologische aspecten van klinische angst te behandelen. Met 'klinische angst' bedoelt de auteur vormen van angst die het dagelijkse functioneren verstoren en de facto gaat hij hiervoor uit van de angststoornissen zoals die beschreven zijn in de dsm. Het boek is onderverdeeld in 3 algemene hoofdstukken en 5 over specifieke angststoornissen plus nog 3 appendices die tabellen met psychotrope medicatie, namen van organisaties en afkortingen bevatten. Het eerste hoofdstuk is een algemene introductie waarin de auteur epidemiologische gegevens presenteert, maar ook diverse andere thema's aansnijdt zoals groepstherapie, psychodynamische theorieën, cognitieve gedragstherapie of gestalttheorie. Het tweede hoofdstuk geeft op een kleine 30 pagina's een overzicht van de relevante neuroanatomische en biochemische aspecten, inclusief de genetische. Het derde hoofdstuk handelt over de werkingsmechanismen van psychofarmaca. Het bevat een aantal zeer overzichtelijke tabellen die echter ook veel informatie bevatten over medicatie die in de psychiatrie nauwelijks gebruikt wordt. In de stoornisspecifieke hoofdstukken behandelt de auteur de gegeneraliseerde angststoornis, de obsessieve-compulsieve stoornis, de paniekstoornis, fobieën en de posttraumatische stressstoornis. In elk van deze hoofdstukken behandelt hij ook 'psychosociale' theorieën zoals psychoanalyse, cognitieve theorie of 'existentiële modellen'. Deze beschrijving neemt zelfs bijna evenveel plaats in als de informatie over hersenstructuren en neurotransmitters. Sterke punten van het boek zijn eenheid van stijl en de breedte van de informatie. Een monografie leest altijd makkelijker dan een boek waarin elk hoofdstuk van een andere hand is. De auteur presenteert ook informatie met een opvallende bandbreedte. Gezien de toch wel erg verschillende denkkaders is dit een krachttoer te noemen. Er zijn echter ook duidelijke zwakke punten. Het valt op dat het boek is geschreven door iemand die geen neurobiologische (onderzoeks)achtergrond heeft. De psychosociale invalshoek krijgt bijna evenveel plaats als de biologische en de auteur voelt zich er duidelijk ook beter in thuis. De neurobiologische en de psychologische benaderingen worden naast elkaar gepresenteerd en nergens geïntegreerd. Door vast te houden aan de dsm-structuur wordt ook de kans gemist om gemeenschappelijke kenmerken van angst en vrees binnen de verschillende diagnostische categorieën te illustreren. De natuur houdt zich nu eenmaal niet aan door dsm-commissies vastgelegde grenzen. Voor iemand die een overzicht zoekt van wat er zoal over angststoornissen geschreven wordt, is dit een goed boek, dat bovendien vrij vlot leest. Een lezer die op zoek is naar dieper inzicht in de neurobiologische basis van angststoornissen zal, misleid door de titel, op zijn honger blijven zitten.
K.R.J. Schruers