Mind, meaning, and mental disorder. The nature causal explanation in psychology and psychiatry
Dit boek is bedoeld als update van het gelijknamige boek van deze auteurs uit 1996. De kerngedachte die in dit boek geformuleerd wordt, is echter dezelfde als in het boek uit 1996. De voornaamste boodschap is dat het oorzakelijkheidsbegrip dat in de menswetenschappen (en vooral in de psychiatrie) gehanteerd wordt, een ander is dan het oorzakelijkheidsbegrip dat in de natuurwetenschappen gebezigd wordt. Wij weten bijvoorbeeld dat verlieservaringen de hypothalamus-hypofyse-bijnieras kunnen activeren, waardoor de gevoeligheid voor het ontstaan van een depressief syndroom toeneemt, bij daarvoor gepredisponeerde individuen. Wanneer een appel niet meer voldoende steun krijgt van het takje waaraan hij hangt, valt hij op de grond. De verklaring voor het vallen van de appel maakt gebruik van een ander oorzakelijkheidsbegrip in vergelijking met noties over causaliteit die gebruikt worden bij het denken over oorzaken van een depressief syndroom. In de natuurwetenschappen is sprake van fysische causaliteit, in de biologische wetenschappen (zoals de psychiatrie) van intentionele causaliteit. Juist omdat bijvoorbeeld verlieservaringen in het kader van een depressie betekenisvolle gebeurtenissen zijn, zijn zij niet te beschrijven in uitsluitend algemene natuurwetenschappelijke wetmatigheden. Aldus ontstaat er een dichotomie van natuurwetenschappen en wetenschappen waarin betekenisvolle samenhangen een rol spelen.
Bolton & Hill betogen dat het onderscheid tussen natuurwetenschappen en biologische wetenschappen is dat in de biologische wetenschappen concepten een rol spelen, zoals functie, ontwerp, regels, informatieverwerking. En deze vormen juist de essentiële ingrediënten van het begrip intentionele causaliteit.
De vraag is dan natuurlijk of verklaringen van menselijk gedrag en theorievorming over mentale processen die per definitie betekenisvolle uitspraken bevatten, nog wel in overeenstemming te brengen zijn met het oorzakelijkheidsbegrip zoals het in de natuurwetenschappen gebezigd wordt. Het voorbeeld van de bloeddrukregulatie kan hierin verheldering brengen. Voor de regulatie van de bloeddruk als fysiologisch proces zijn een groot aantal mechanismen verantwoordelijk (baroreceptoren in de wand van arteriën die hun informatie via zenuwen naar de hersenstam geleiden, van waaruit er weer een innervatie is naar de spieren die de perifere arteriën omhullen teneinde de bloeddruk te kunnen bijstellen). We kunnen dit uitdrukken in receptorsensitiviteit, elektrische impulsen in de zenuwen, natrium-kaliumpompen, neuronale activiteit in de hersenstam, enz. Geen van deze geïsoleerde beschrijvingen kan verklaren waarom de bloeddruk geregeld wordt, zonder gebruik te maken van begrippen zoals functie, homeostase en regels. Er is nu eenmaal een bepaalde range gedefinieerd binnen welke de bloeddruk met het leven verenigbaar is. Natuurlijk kan er een lokale, in strikt fysische termen uit te drukken disfunctie bestaan, waardoor de bloeddruk dermate daalt dat de situatie niet meer met het leven verenigbaar is. Het cruciale argument van Bolton en Hill is dat deze fysische verklaring niet bij machte is te verklaren waarom dit zo is, zonder dat in deze beschouwing allerlei correspondentieregels en functionele circuits betrokken worden die wél een verklaring kunnen vormen voor het feit dat in het regelcircuit iets mis is gegaan.
Voor de menselijke hersenen geldt iets soortgelijks, juist omdat de menselijke hersenen alleen maar adequaat kunnen functioneren indien er een adequate functionele betrokkenheid is op de omgeving. Evenals bij de bloeddrukregulatie is het zo dat het concept mental disorder een functionele definitie nodig heeft en dat is volgens de auteurs een intentionele definitie. Kortom, non-intentionele causale processen volgen simpelweg de wetmatigheden van de natuur- en scheikunde. Dit betekent dat de fysische gebeurtenissen in de hersenen weliswaar intentionele processen kunnen ondermijnen, maar dat kan uitsluitend omdat daardoor in biologische zin intentionele processen die regels, informatie en handelingscoderingen bevatten, verstoord raken.
Het is duidelijk dat deze auteurs geen duidelijke dichotomie zien van biologische processen en mentale processen. Wanneer wij stijgen op de ladder van de fylogenese zien we het vrijkomen van een steeds grotere rijkdom aan intentionele processen en gerichtheid op de omgeving. Gedragingen die aanvankelijk aan banden gelegd waren, raken bevrijd van wat aangeboren en gefixeerd was. Het is uit deze bevrijding dat mentale processen, cognities en emoties, onze persoonlijke eigenschappen, en ook taal en metacommunicatie mogelijk worden. De auteurs sluiten zich aan bij het werk van Piaget en Vygotsky, die beiden stellen dat cognitie gegrondvest is in handelingen. Uitsluitend door een daadwerkelijk motorische interactie aan te gaan met de omgeving kunnen mentale processen ontstaan. Ten slotte illustreren zij hun stelling aan de hand van verschillende psychiatrische syndromen, zoals schizofrenie, angststoornissen (vooral de obsessieve compulsieve stoornis en de posttraumatische stressstoornis) en persoonlijkheidsstoornissen.
Voor de praktiserende clinicus is dit boek waarschijnlijk te theoretisch. Niettemin bevat het voor experimenteel en theoretisch ingestelde psychiaters een grote rijkdom aan informatie en theorievorming. Het boek is logisch opgebouwd en is gebruikgemaakt van literatuur uit veel wetenschapsgebieden.
J.A. den Boer