Tegen de tijdgeest. Terugzien op een psychose
Drie auteurs die elk een psychotische episode doormaakten op jongvolwassen leeftijd blikken terug op deze periode en benadrukken de inhoud en maatschappelijke context van hun ervaringen, op basis van eigen notities tijdens hun psychose.
Egbert Tellegen doet dit kritisch. Hij is socioloog met emeritaat en werd in 1960 op 22-jarige leeftijd opgenomen en met succes behandeld met elektroconvulsietherapie. Hij bouwde na zijn psychose een rijk professioneel leven op, heeft geen nieuwe psychotische ervaringen meer gehad en had geen pillen of therapieën nodig om dit te voorkomen. Hij bekritiseert sterk de reductionistische visie van de hedendaagse psychiatrie en drukt zijn grote teleurstelling uit over het consequent negeren van het ‘geestelijke’ aspect van de psychotische crisis door de behandelaars. Tevens geeft hij een overzicht van de ontwikkelingen van de psychiatrie in Nederland. Hij is niet zacht voor de manier waarop de huidige academische wereld over psychose en schizofrenie denkt. Hij formuleert vooral zijn bedenkingen bij het slordig omgaan met het begrip ‘schizofrenie’, bij het concept ‘ziekte-inzicht’, bij de overbenadrukking van het woord ‘stress’ en bij het verwaarlozen van het concept ‘groei’ tijdens een adolescente psychotische crisis.
Huub Mous, kunsthistoricus, beschrijft op een filosofisch literaire manier zijn psychose uit 1966 – hij was toen 18 – in het licht van de snelle ineenstorting van het katholieke wereldbeeld dat hem zo vertrouwd was. Hij werd behandeld met neuroleptica en een slaapkuur. Ook dit bracht een snelle genezing van de psychose teweeg, waardoor hij zijn studies kon voortzetten en professioneel actief werd. De psychotische symptomen verdwenen echter nooit volledig. Zijn bijdrage is een rijk essay waarin fundamentele levensvragen, filosofie, religie en literatuur met elkaar in verbinding worden gebracht. Ik heb erg genoten van zijn sterk geschreven tekst met pareltjes van zinnen zoals ‘De mythologische rommelzolder van de klassieke mythologie levert nog altijd de meest adequate metaforen om de grondstructuren van de ziel voor de psychiatrie in kaart te brengen’ (p. 114).
Daan Muntjewerf, econoom, werd twee jaar na een depressie met een psychotische crisis op 24-jarige leeftijd in 2003 opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. Het verhaal van zijn ziektegeschiedenis en zijn opname is het levendigst beschreven; het beklijft het meest, maar is ook het pijnlijkste. In zijn bewoordingen legt hij uit hoe de ‘lithium het mogelijk maakt dat hij buiten de muren van het ziekenhuis kwam’. Hij blijft deze medicatie nemen, ondanks zijn twijfel over de werking, omdat hij ervan uitgaat dat hij zo buiten de muren kan blijven. Na zijn psychose maakte hij met succes zijn studies in de bedrijfseconomie af en momenteel is hij werkzaam als conceptontwikkelaar en zelfstandig adviseur. In zijn bijdrage stelt hij enkele kritische vragen over de huidige behandeling van psychose in Nederland en legt hij een verband tussen zijn psychose en een overdaad aan informatieve prikkels in het hedendaagse, digitale tijdperk.
Met dit boek hopen de auteurs te bereiken ‘dat er bij behandelende psychiaters en andere hulpverleners, direct betrokkenen en andere lotgenoten, meer belangstelling en begrip ontstaat voor de geestelijke crisis waarin hun patiënten kunnen verkeren. Zeker als ze zich, zoals wij toen, op de drempel van de volwassenheid bevinden’ (Tellegen, p. 13). De auteurs pleiten voor een eerherstel van de mens als geestelijk wezen. De menselijke geest is met religie, kunst en wetenschap bezig en kan niet louter tot brein gereduceerd worden. Elk mens kan tot een geestelijke crisis komen, die zelfs kan uitmonden in een psychose. Dit negeren betekent het humane karakter van de psychiatrie negeren. Hoewel de auteurs het belang van lichamelijke factoren en van medicatie helemaal niet uitsluiten en onderkennen dat een psychotische crisis meestal een erg pijnlijk gebeuren is, kan men deze ook zien als een waardevol omslagpunt voor het verdere leven. Ze pleiten ervoor tijdens de behandeling ruimte te creëren waarin de betekenis van de psychotische crisis verkend kan worden.
Is het in de hulpverlening voor psychotische patiënten dan zo slecht gesteld? Slechts één maal wordt in het boek melding gemaakt van een hedendaagse psychiater die wél open staat voor wat patiënten hem vertellen, met name Dirk Corstens. Hij peilt in zijn benadering de inhoud en de betekenis van de stemmen die patiënten met een psychotische stoornis vaak horen.
Er zijn echter naar mijn mening andere voorbeelden, waarvan de auteurs blijkbaar geen weet hebben. In talrijke vroegepsychoseprojecten, zowel in Nederland als in Vlaanderen, gaat men op zoek naar de betekenis van een dreigende psychotische crisis om zo een volledige psychotische ontsporing of een opname in het ziekenhuis te kunnen voorkomen. De International Society for Psychological and Social approaches to Psychosis (isps) is een organisatie die groeit in Nederland en Vlaanderen en vanuit een psychotherapeutische visie (hetzij systeemtherapeutisch, psychodynamisch of gedragstherapeutisch) oog heeft voor de context en het verhaal van de patiënt. In zijn in 2012 verschenen boek Wat is waanzin?, stilaan een bestseller in de psychiatrische wereld, stelt Darian Leader eveneens het individuele verhaal van de patiënt centraal.
De schrijvers willen hulpverleners die vanuit een strikt medisch denken of neurowetenschappelijke literatuur bezig zijn, wakker schudden: luister naar wat patiënten u te vertellen hebben en staar u niet blind op diagnostiek en therapeutische interventies. In die zin is het boek vanwege de auteurs een sterke aanmaning voor de psychiater, maar tegelijkertijd hoopvol voor patiënten en hun familieleden. Ik wens het boek een hoge ‘d-index’ (index voor duurzaam publiceren) toe (Claes 2012).
Ludi van Bouwel