Imagery and the Threatened Self. Perspectives on Mental Imagery and the Self in Cognitive Therapy
Kort door de bocht gesteld, gaat men er bij cognitieve (gedrags)therapie (cgt) van uit dat problematische emoties en gedragingen (consequenten; C) niet veroorzaakt worden door bepaalde situaties of gebeurtenissen op zich (antecedenten; A), maar wel door de disfunctionele of minder adaptieve cognities of beliefs (B) die mensen hebben in die situaties. Bij c(g)t richt men zich dan ook, opnieuw kort gesteld, op het uitdagen en wijzigen van die disfunctionele overtuigingen naar functionelere beliefs. Klassiek worden onder de B-component vooral gedachten verstaan en gaat men in therapie in hoofdzaak aan de slag met het uitdagen en wijzigen van gedachten. Niettemin horen ook ‘beelden’ die situaties bij mensen oproepen tot de B-component. Die kunnen net zo goed als gedachten gebruikt worden om therapeutische veranderingen op gang te brengen.
Dit boek wil ons hieraan herinneren en dat is een goede zaak. Uit onderzoek is immers gebleken dat beelden vaak dichter bij onze emoties staan dan gedachten, waardoor het in sommige situaties de voorkeur geniet om met beelden te werken om emoties te beïnvloeden. Bovendien zijn beelden vaak veel duidelijker en ‘krachtiger’ om betekenissen mee te vatten.
Het afgelopen decennium is er een opmars van onderzoek naar imagery en de toepassing ervan in (cognitieve) therapie (zie bijv. Holmes & Hackmann 2004; Holmes e.a. 2007), en daar probeert dit boek een overzicht van te geven. De focus in het boek ligt vooral op beelden die we hebben over onszelf (the Self), aangezien die een cruciale impact hebben op onze stemming, ons functioneren en ons psychologisch welzijn tout court, en kunnen bijdragen tot het ontstaan en het voortduren van psychiatrische stoornissen.
Na drie algemene hoofstukken (inleiding, overzicht van psychologische theorieën over the Self, werken met beelden in cgt) volgen zeven hoofdstukken waarin telkens wordt ingegaan op het onderwerp van ‘imagery’ en ‘the self’ bij specifieke stoornissen (bijv. sociale fobie, posttraumatische stressstoornis, eetstoornissen en bipolaire stemmingsstoornis).
Voor onderzoekers die op het terrein van ‘imagery’ actief zijn, biedt het boek een handig overzicht en state-of-the-art van het veld. Voor clinici vrezen we dat ze niet geheel tevreden zullen zijn met het gebodene. Er zit gewoon te weinig klinisch hands-onmateriaal in.
We zijn ervan overtuigd dat clinici meer van hun gading zullen vinden in het boek van Ann Hackmann en collega’s, dat in de loop van 2011 zal verschijnen, en dat een echte praktische gids beloofd te worden voor therapeuten die imagery-based interventies willen integreren in hun praktijk.
Belangrijkste punt van kritiek bij het boek onder redactie van Lusia Stopa, naast het feit dat het eerder onderzoekers dan clinici zal aanspreken, is dat de verschillende hoofdstukken samen geen geheel vormen. De meer theoretische hoofdstukken (bijv. hoofdstuk 2) bieden een mooi raamwerk waarin een aantal zaken wordt samengebracht, maar de meer toegepaste hoofdstukken die volgen, verwijzen hier jammer genoeg zelden of nooit naar terug. Er zijn sowieso bijzonder weinig kruisreferenties in het hele boek. Bovendien werden de meer toegepaste hoofdstukken allemaal wat anders opgevat. Dit werkt storend bij het lezen en komt het boek als ‘geheel’ niet ten goede. In sommige hoofdstukken worden eerdere onderzoeksresultaten opnieuw geanalyseerd, in andere hoofdstukken worden wat therapeutische ervaringen beschrijvend weergegeven, en nog andere ‘toegepaste’ hoofdstukken blijven vooral theoretisch van aard en bieden in hoofdzaak een overzicht van de empirische literatuur ter zake.
We vinden het boek niet meteen een aanrader voor wie op zoek is naar concrete handvatten voor het werken met beelden in therapie. Wij kijken alvast verwachtingsvol uit naar het boek van Ann Hackmann en collega’s dat binnenkort zal verschijnen.
F. Raes, J. Smets, S. Nelis