De kunst van een onmogelijk genot
Hysterie is geen voorbijgestreefde klinische entiteit. Integendeel, het is de ‘via regia’ naar het begrijpen van fundamentele menselijke strevingen in elk van ons. Dit is de degelijk onderbouwde stelling van de twee auteurs (allebei filosoof en psychoanalyticus) van dit fascinerende boek.
Eerst prikken de auteurs de mythe door dat Freud de verleidingstheorie opgaf ten voordele van het oedipuscomplex. Freud bleef trauma erkennen als een factor die psychiatrische stoornissen kan luxeren, maar niet veroorzaken. Hij veronderstelde een dispositie waarop hysterie zich kan enten. Deze dispositie is van algemeen menselijke aard. Door een stoornis, in dit geval hysterie, wordt ze uitvergroot. Dit is het principe van de pathoanalyse, namelijk psychiatrische stoornissen releveren de algemeen menselijke problemen. In het geval van hysterie draait dit rond de vraag ‘wat is het een vrouw te zijn?’.
Wel werkte Freud een ontwikkelingspsychologisch perspectief verder uit met het beroemde oedipuscomplex als speerpunt. Wie in deze ‘doorgang’ slaagt, is in staat tot een normale volwassen psychoseksuele ontwikkeling. Psychiatrische stoornissen zijn er de afwijking, fixatie en dergelijke van. Dus psychiatrische stoornissen worden vanuit de normale ontwikkeling begrepen. Het oeuvre van Freud getuigt van deze spanningsverhouding tussen pathoanalyse en ontwikkelingspsychologie.
Lacan volgt in de eerste tijd nog de ‘oedipale weg’, maar geeft er een eigen invulling aan vanuit het structuralisme van Claude Lévi-Strauss. Later realiseert hij de echte ‘retour à Freud’ (waarvoor hij terecht bekend is) door in de hysterie niet enkel de ‘mannelijke’ kant van de seksualiteit te belichten. Zijn originaliteit ligt onder andere in het laten oprijzen van een ‘Ander’ genot, een vrouwelijk genot dat ook de literatuur (de hoofse liefde) en de religie (mystiek) bezielt. Ook bij Lacan is er dus die spanningsboog tussen ontwikkelingspsychologie en pathoanalyse.
Zonder het oedipuscomplex ten grave te willen dragen, wil dit boek een kritische lezing geven van het ontwikkelingspsychologische verhaal in de psychoanalyse. Dit leidt immers tot een normaliserende en geruststellende wetenschap van de mens. De voortdurende spanningsverhouding tussen de vrouwelijke en mannelijke kant in elk van ons, tussen het assumeren van ons leven als getekend door een tekort en de steeds terugkerende frustratie hierover, tussen cultuur en het pathologische dat door de hysterie ‘in alle staten’ wordt (aan)getoond, toont integendeel terecht aan dat dit niet het geval is. Dit is het leven zoals het is.
Zonder meer is dit een belangrijk boek voor het begrijpen van de hysterie in het bijzonder en de psychopathologie in het algemeen. Ook wie niet vertrouwd is met de psychoanalyse kan door de bekende heldere stijl van de auteurs van dit boek ‘genieten’.
M. Calmeyn