Suïcidepreventie in de praktijk
Dit boek wordt door de redacteuren aanbevolen als een praktijkboek, dat toegankelijk en bruikbaar is voor hulpverleners in de ggz en waarin bejegening, behandeling en preventie van suïcidaal gedrag centraal staan. Alle hoofdstukken benadrukken wat de hulpverlener moet doen, mede geïllustreerd door herkenbare gevalsbeschrijvingen en door invullijsten en bruikbare lijstjes met tips.
De redactie van dit boek is erin geslaagd de vele facetten van suïcidepreventie in de ggz aan bod te laten komen in een groot aantal hoofdstukken, die de kennis en de ervaring van de auteurs weerspiegelen. Na enkele hoofdstukken met theoretische achtergrondinformatie volgt een groot aantal bijdragen met praktische inslag. Zo komen aan bod: de onderkenning van suïcidale jongeren op scholen, de presentatie van suïcidaliteit bij allochtone jongeren, de behandeling van de chronisch suïcidale patiënt en juridische aspecten. Daarnaast zijn er hoofdstukken met handvatten voor spoedeisende hulp en crisisinterventie, hulp aan nabestaanden, aanpak van suïcidale ouderen en hulp aan verslaafden en mensen met een persoonlijkheidsstoornis. Daarenboven komen praktische methoden aan bod, zoals cognitieve
gedragstherapie bij suïcidale patiënten en suïcidepogers, dialectische gedragstherapie en de aanpak van dwangmatig piekeren over zelfdoding. Het hoofdstuk over verpleegkundige zorg voor suïcidale patiënten is daarbij een uitstekende aanvulling.
Er zijn enkele aanmerkingen bij dit boek te maken. Het feit dat beide redacteuren psycholoog zijn, heeft onmiskenbaar invloed op de inhoud van het boek. Zo wordt het mogelijke preventieve effect van psychofarmaca en elektroconvulsietherapie samen in minder dan een bladzijde samengevat, terwijl aan de vormen en effecten van psychotherapie verspreid over het boek vele tientallen bladzijden worden gewijd.
De opmerking in de eerste zin van het voorwoord dat het lage suïcidecijfer in Nederland mede het gevolg kan zijn van de kwaliteit van ‘onze’ geestelijke gezondheidszorg suggereert dat deze zorg in landen met hogere cijfers van inferieure kwaliteit is, wat toch wat kort door de bocht lijkt (en dat niet alleen omdat de recensent in Vlaanderen woont en werkt). De cijfers waren in Nederland immers al laag in de tijd dat insanity nog een psychiatrische diagnose was en de ggz bepaald nog niet de huidige vorm en kwaliteit had (zo wees Gargas al in 1932 in de American Journal of Sociology op de zeer lage cijfers in Nederland). Kwaliteit van geestelijke gezondheidszorg zal inderdaad van groot belang zijn bij de preventie van suïcide, maar er is meer dan dat.
Niettemin mag de redactie van dit boek gefeliciteerd worden met de volledigheid en praktische bruikbaarheid van de geboden informatie.
C. van Heeringen