Practical Management of Bipolar Disorder
Dit boek opent met een hoofdstuk geschreven rond het concept ‘personal medicine’, een vingerwijzing naar de behandelaars dat al wat ze voorstellen voor de behandeling van de bipolaire stoornis telkens dient afgewogen te worden tegenover eigen inbreng van de belangrijkste medespeler in die behandeling, namelijk de patiënt. Dit mogen we inderdaad nooit uit het oog verliezen.
De volgende hoofdstukken, klassiek handelend over de verschillende fasen van de aandoening, stellen eerder teleur: veel evidence-based informatie, maar voor de behandelaar tekortschietend in wat de titel belooft, namelijk praktijkgericht te zijn. Misschien worden er wel zinvolle reflecties gemaakt en kritische kanttekeningen geplaatst, maar je kunt beter één van de richtlijnen voor de behandeling van bipolaire stoornissen ter hand nemen.
Het wordt echter beter naarmate je verdere hoofdstukken bekijkt, waarin aan de zogenaamde special populations binnen de populatie patiënten met een bipolaire stoornis de aandacht wordt gegeven die deze groepen patiënten – de meerderheid van de patiënten – toekomt: jongeren, ouderen, vrouwen die niet zwanger zijn, patiënten met comorbide middelenmisbruik en/of angstproblemen.
De verschillende auteurs vertrekken steeds vanuit de huidige stand van kennis omtrent bipolaire stoornis en bijbehorende problemen in een specifieke doelgroep, om daarna aan te geven hoe daarmee rekening kan worden gehouden bij de behandeling. Schaarste aan wetenschappelijke onderbouwing wordt benoemd, een overzicht van de literatuur wordt telkens helder weergegeven met bruikbare referenties en handige overzichten.
Interessant is de introductie over diagnostiek bij adolescenten: moeten we niet eerst investeren in een onderscheid maken tussen een ‘eng fenotype’ van klassieke bipolariteit bij jongeren en de veel bredere en vaker voorkomende presentatie van gemengde psychopathologische presentaties bij deze groep, vooraleer we tot vroegtijdige specifieke interventies overgaan?
Bij de comorbiditeit bij volwassenen met bipolaire stoornis springt telkens de hoge prevalentie van angststoornissen en alcoholgebruik in het oog. Pasklare antwoorden zijn er niet, maar de hoofdstukken dragen bij tot overwogen behandelbeslissingen in de vaak complexe klinische presentaties van bipolaire stoornis.
Bijzondere aandacht mag gaan naar het hoofdstuk over cyclothymie, een subtype van de bipolaire stoornis, sinds 1980 officieel in de dsm opgenomen: ‘In veel gevallen berust het onderscheid tussen cyclothymie en theatrale of borderlinepersoonlijkheidsstoornissen veel meer op het perspectief en het tijdstip van observatie, dan op echte klinische verschillen’ (Levitt e.a., p. 1190), een citaat dat tot nadenken stemt.
Een mooi hoofdstuk gaat over bipolaire stoornis bij vrouwen, niet gereduceerd tot zwangerschap en partus. Word je als behandelaar geconfronteerd met zwangerschap(swens) en bipolariteit, dan kan je echter beter meer gedetailleerde literatuur ter hand nemen.
Veel minder goed is het hoofdstuk over diagnose en evaluatieschalen; spijtig, aangezien diagnostiek zo cruciaal is.
Besluitend mag ik zeggen dat dit een beter boek is over bipolaire stoornis voor de praktijk, niet voor degene die snel wat wil opzoeken, wel voor iemand die zich wil verdiepen in de complexiteit van de aandoening en haar behandeling.
S. Wyckaert