De morele ontwikkeling van jonge kinderen
achtergrond Aanleg, opvoeding en omgevingsfactoren worden alle belangrijk geacht bij de ontwikkeling van moreel gedrag en geweten. Weinig is echter bekend over hoe deze factoren samenwerken en welke kinderen het meest gevoelig zijn voor bepaalde vormen van opvoeding of verstoorde interactie met de ouders.
doel De Generation R-studie brengt de rol van aanleg en opvoeding op de morele en gewetensontwikkeling op jonge leeftijd in kaart. Omdat bij jonge kinderen het morele gedrag erg situatieafhankelijk is, zijn herhaalde observatie in verschillende situaties belangrijk om effecten te bestuderen.
methoden In de Generation R-studie werd bij 720 jonge kinderen vanaf de leeftijd van zes maanden herhaald temperament en psychofysiologie gemeten. Opvoeding en interactie met de ouder werd in kaart gebracht middels vragenlijsten en door observatie in de strange situation- procedure en tijdens taakspelletjes. Verschillende omgevingsfactoren zoals sociaal economische status of psychische problemen van de ouders werden eveneens gemeten. Door middel van observatie (gift delay, opvoedingstaakjes en cheating games) werd op drie- en vierjarige leeftijd de morele en de gewetensontwikkeling gemeten. Antwoorden en gedrag van het kind werden beoordeeld.
resultaten Er werden kleine effecten van aanleg, zoals gemeten door psychofysiologie of angstig temperament, en opvoedingstijlen op ongewenst gedrag (sjoemelen) gevonden. Bij de kleine groep van kinderen die sjoemelen én liegen leken de biologische factoren bijzonder belangrijk. Echter konden wij ook aantonen dat de kans op liegen in de geobserveerde situaties vooral toeneemt als de ouders bij een kind met een bepaalde aanleg (lage hartslag) een agressieve opvoedingsstijl toepassen.
conclusie Met deze aanpak werd duidelijk dat angstige kinderen en kinderen met een bepaald psychofysiologisch profiel bijzonder kwetsbaar zijn bij problematische opvoedingstijlen.