Nieuwe mogelijkheden voor klinische psychotherapie? Mentalisation-based therapy voor cluster A, dialectische gedragstherapie voor cluster B!
achtergrond Ondanks de positieve resultaten van het sceptre-onderzoek, een Nederlands multicenteronderzoek naar patiënten met een persoonlijkheidsstoornis die ambulant of dagklinisch behandeld werden, is het domein van de klinische psychotherapie in de behandeling van persoonlijkheidsstoornissen langzaam kleiner geworden. Beperking van vergoeding door verzekeraars, onduidelijkheid over werkzaamheid en een toename van gegevens die wijzen op de voordelen van dagbehandeling speelden daarbij onder meer een rol. Bij het Centrum Persoonlijkheidsstoornissen Jelgersma (cpj) in Oegstgeest zijn echter in de afgelopen anderhalf jaar juist twee, in vorm en uitvoering sterk van elkaar verschillende, innovatieve behandelmethoden verder ontwikkeld.
Dialectische gedragstherapie (dgt) heeft als ambulant behandelaanbod voor chronisch suïcidale patiënten met een borderlinepersoonlijkheidsstoornis inmiddels haar waarde bewezen in een hele reeks gerandomiseerde gecontroleerde trials (rct’s) (Linehan e.a. 1991, 1993, 2006). Maar, uit dgt-onderzoek blijkt dat zelfs uiterst korte klinische behandeling (vijf dagen: Yen e.a. 2009) een gunstig effect kan hebben op het zelfdestructieve gedrag. Zou een zeer intensief kortdurend klinisch programma (drie maanden) dan tot snellere daling van het zelfdestructieve gedrag kunnen leiden? Cluster A werd (als enige in Nederland) al langer binnen een klinisch psychotherapeutisch kader in het cpj behandeld, maar is nu in vorm en inhoud een mentalisation based therapy (mbt) (Bateman & Fonagy 1999, 2010) met specifieke aanpassingen. Anders dan de dagbehandelingen zoals die elders bestaan, dus een klinische behandeling en specifiek toegesneden op de behoefte van deze behandelgroep. Maar zijn er wel voldoende aanwijzingen dat patiënten uit cluster A psychotherapeutisch behandelbaar zijn?
stellingen
1. Patiënten uit cluster B mogen alleen klinische psychotherapie ondergaan als hun problematiek niet al te ernstig is en/of zelfdestructief gedrag niet de boventoon voert.
2. Patiënten met persoonlijkheidsstoornissen uit cluster A wordt te vaak een mogelijk effectieve psychotherapeutische behandeling onthouden.
leerdoel Aan het einde van de sessie wordt de deelnemer geacht beter op de hoogte te zijn van de (contra-)indicaties voor de klinisch psychotherapeutische behandeling van cluster A-patiënten en van de voor- en nadelen van het met klinische dgt behandelen van ernstige borderlinepatiënten.