Cognitive Therapy of Anxiety Disorders. Science and Practice
Een must voor de onderzoeker en zeker de moeite waard voor de clinicus. Het boek is mooi opgebouwd. Theorie, onderzoek en praktijk worden op overzichtelijke wijze met elkaar verweven. Iedere paragraaf eindigt met een ‘Clinical guideline’ die de boodschap van de paragraaf kort en bondig weergeeft. Alle hoofdstukken besluiten met een samenvatting en conclusie. Het boek is onderverdeeld in drie delen. In deel 1 geven de auteurs een update van het begrip ‘angst’, het cognitieve model van angst en de empirische status van het cognitieve model van angst. In deel 2 leggen zij de basiselementen van de cognitieve therapie uit en komen verschillende assessmentmethoden aan bod. Deel 3 bestaat uit vijf afzonderlijke hoofdstukken voor de belangrijkste angststoornissen, te wetenn paniekstoornis met en zonder agorafobie, sociale fobie, gegeneraliseerde angststoornis, obsessieve-compulsieve stoornis en posttraumatische stressstoornis. De auteurs hebben ervoor gekozen om de specifieke fobie niet in hun boek op te nemen omdat op dit vlak weinig veranderd is sinds 1985 (Anxiety disorders and phobias: A cognitive perspective; Beck e.a. 1985). Exposure wordt nog steeds beschouwd als eerstekeusbehandeling bij de specifieke fobie. Het is een buitengewoon goed en up-to-date boek over angststoornissen, waarvan wij vinden dat ieder zichzelf respecterende psycholoog of psychiater het zou moeten lezen of in ieder geval in zijn of haar kast moet hebben staan voor bijvoorbeeld onderwijsdoeleinden. De nadruk van het boek ligt zonder meer op de theorie en het onderzoek en minder op de praktijk. Derhalve vinden wij de titel wellicht wat misleidend omdat je als lezer verwacht dat de cognitieve therapie in de praktijk ook uitgebreid aan de orde komt. De lezer die denkt dat de ‘ins en outs’ van cognitieve therapie bij angststoornissen hierin centraal zullen staan, komt waarschijnlijk bedrogen uit. In het boek worden de veelgebruikte cognitieve technieken bij de verschillende stoornissen wel genoemd en kort besproken en er wordt ook hier en daar gebruikgemaakt van verbatim weergegeven verslagen van therapeutische sessies, maar zeker niet voldoende om als beginnend therapeut uit de voeten te kunnen met de toepassing van cognitieve therapie bij angst. De focus van het boek is het cognitieve model en de empirische status voor dit model. Maar dan wel zodanig dat degenen die het boek gelezen hebben weer helemaal bij zijn wat betreft de laatste ontwikkelingen over theorievorming en onderzoek naar cognitieve modellen bij angststoornissen.
J.E. Wiersma, P. van Oppen