The Menopausal Transition. Interface between Gynecology and Psychiatry. In de serie: Key Issues in Mental health. Vol. 175
De menopauze en al haar ongemakken, wie kent ze niet? (al dan niet uit eigen ervaring of uit observaties). De opvliegers, het transpireren, slaapstoornissen, prikkelbaarheid, onregelmatige menses. Aan vrijwel geen enkele vrouw gaat deze periode ongemerkt voorbij. Dit boek behandelt de normale fysiologie en symptomen van de perimenopauze, de relatie met psychiatrische ziekten (depressie, angst en schizofrenie) en hoe deze te behandelen. De menopauzale transitie, ook wel perimenopauze genoemd, betreft de periode vanaf het begin van verandering van het menstruatiepatroon, via de laatste menstruatie (de menopauze; deze is volgens de definitie pas een jaar nadien in retrospectie vast te stellen), tot één jaar nadien (de postmenopauze). De perimenopauze duurt in het algemeen 2-8 jaar. De menopauze treedt gemiddeld op het 50ste-51ste jaar op en is mede afhankelijk van erfelijke factoren, etniciteit, body-mass index, en rookgedrag (nicotine doet de ovaria sneller verouderen en leidt dus tot een vroegere menopauze). De menopauzale transitie hangt samen met een groter risico op angst en depressie (en psychose). Niet de absolute waarden van de vrouwelijke geslachtshormonen an sich, maar de fluctuaties hierin lijken hierbij van groot belang, zoals ook de post-partumperiode extra risicovol is. Na de postmenopauze neemt dit risico weer af. Behalve deze hormoonfluctuaties blijken ook andere factoren mee te spelen: bijvoorbeeld een voorgeschiedenis van stemmings- of angstklachten, eerdere klachten van premenstrueel syndroom, stressvolle levensgebeurtenissen, weinig sociale steun en wonen in een niet-stedelijk gebied. Waarom zijn de vrouwelijke geslachtshormonen (en met name de oestrogenen) zo belangrijk? In veel hersengebieden bevinden zich oestrogeenreceptoren, onder andere in de hippocampus, de hypothalamus en de amygdala, en dit zijn gebieden die betrokken zijn bij emoties, cognities, geheugen en endocriene functies. Oestrogenen moduleren de neurotransmitteractiviteit (van onder andere serotonine, noradrenaline, glutamine en choline), versterken sprouting (vorming van nieuwe zenuwuitlopers), myelinisatie en cerebrale doorbloeding en verminderen neuronale celdood. Kortom: belangrijke stoffen voor het brein. Dit geeft ook aangrijpingspunten voor de behandeling van overgangsklachten (inclusief de opvliegers waarvan de fysiologie nog grotendeels onduidelijk is) en psychiatrische stoornissen tijdens de perimenopauze met hormon replacement therapy (hrt), selectieve serotonineheropnameremmers (ssri’s) en selectieve serotonine-noradrenaline-heropnameremmers (snri’s). In een apart hoofdstuk worden de pro’s en contra’s van hrt besproken. Ook is er specifieke aandacht voor de relatie hormonen en psychose/schizofrenie (latere onset bij vrouwen en een tweede incidentiepiek rond het 50ste jaar) en bijvoorbeeld de consequenties van hrt voor antipsychoticagebruik. Kortom: een boek met interessante en actuele informatie, helder geschreven door diverse experts (met als klein nadeel enige overlap qua inhoud) en fraai uitgegeven. Het toont maar weer eens: hoe meer je over de perimenopauze weet, des te interessanter wordt het.
I.M. van Vliet