Behandeling van de dwangstoornis bij kinderen en adolescenten. Met het cognitief-gedragstherapeutisch protocol Bedwing je dwang. In de reeks Kind en Adolescent Praktijkreeks
Bedwing je dwang. Werkboek
Wie kent het niet van vroeger: op een bepaalde manier over de stoeptegels lopen of bepaalde handelingen uitvoeren bij het naar bed gaan. Maar bij kinderen met een dwangstoornis zijn de rituelen aardig uit de hand gelopen: de telkens terugkerende ideeën, beelden of impulsen kunnen angst en nare gevoelens oproepen, de dwanghandelingen moeten uitgevoerd worden om de angst te neutraliseren, ze belemmeren in ernstige mate het dagelijks leven en kunnen veel spanningen opleveren in het gezin. De evidence-based behandeling van de dwangstoornis bij jongeren is cognitieve gedragstherapie. De belangrijkste elementen van de therapie zijn exposure, responspreventie en cognitieve technieken. De auteurs weten waar ze over schrijven en hebben al veel onderzoek gedaan naar dwangstoornissen, zo ook dit protocol. In de handleiding worden onderzoeksgegevens, de theoretische achtergrond en de effectiviteit van de behandeling besproken. Zoals ook in het boek aangegeven staat, zijn de behandelprincipes om obsessieve-compulsieve stoornis (ocs) aan te pakken eenvoudig, maar de uitvoering van de behandeling vraagt creativiteit en doorzettingsvermogen. Dit protocol bestaat uit een handleiding en een werkboek en biedt de behandelaar hierin een goede ondersteuning. Het protocol is geschikt voor jongeren van 12 tot 18 jaar. In de handleiding staat aangegeven dat het ook gebruikt zou kunnen worden voor jongere kinderen met wat aanpassingen, maar die zijn niet erg uitgebreid. Auteurs geven ook aanwijzingen hoe men de ouders afhankelijk van de leeftijd van het kind of de jongere bij de behandeling kan betrekken.In de handleiding beschrijven de auteurs de technieken, die in de behandeling gebruikt kunnen worden, ondersteund met voorbeelden. Zij besteden aandacht aan hoe de hulpverlener de jongeren kan motiveren, hoe men problemen tijdens de behandeling kan oplossen en op welke manier men de ouders erbij kan betrekken. Er wordt een apart hoofdstuk gewijd aan de diagnostiek. In de bijlage kan men de vragenlijsten en de scoreformulieren vinden o.a. van de Childrens Yale-Brown Obsessive Compulsive Scale (cy-bocs). Het advies is om de cy-bocs regelmatig af te nemen om de voortgang van de behandeling in de gaten te houden. In het behandelprotocol worden 7 sessies omschreven. De auteurs geven aan dat er in de praktijk vaak meer sessies nodig zijn en dat dit dan een herhaling betekent van de al beschreven zittingen. In het programma zijn hier wel voldoende aanwijzingen voor. Het werkboek is zeer toegankelijk en sluit aan bij de belevingswereld van de jongeren, ook wat betreft taalgebruik en voorbeelden. De positieve uitleg dat dwang teruggebracht kan worden tot een goede eigenschappen zoals zorgvuldig, netjes, oplettend, zorgzaam of schoon zijn, creëert direct ruimte. In de toepassing van de technieken en interventies zit voor de behandelaar een zekere ruimte, waardoor er met creativiteit en gerichte diagnostiek een op maat gemaakte behandeling tot stand kan komen. Er worden aanwijzingen gegeven over wanneer cognitieve technieken gebruikt kunnen worden in de behandeling. Deze aanwijzingen staan echter her en der verspreid in de handleiding. Dat had wat overzichtelijker gekund. Het werkboek bestaat uit vier hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk is gericht op psycho-educatie en het in kaart brengen van de klachten (dwanggedachten en -handelingen, angst en vermijding). De stukjes die andere jongeren over hun dwang hebben geschreven, spreken de jongeren aan en bieden steun en herkenning. Dit geldt ook voor de grafiek uit het tweede hoofdstuk, die het verloop van het angstniveau (of ‘rotgevoel’) in relatie tot de exposure helder weergeeft. Het tweede hoofdstuk is gericht op het maken van een dwanglijst en er worden oefeningen voor thuis bedacht om de dwang te stoppen. Het derde hoofdstuk is een uitgebreid hoofdstuk met allerlei cognitieve interventies waaruit gekozen kan worden. Wanneer het eind van de behandeling nadert, kan een ocs-preventieplan gemaakt worden voor het geval de dwang weer terugkomt. Dit wordt in hoofdstuk vier omschreven. Wil men meer weten over ocs, dan vindt men genoeg verwijzingen in de literatuur. Er is voor kinderen en jeugdigen nog weinig op het gebied van de behandeling van dwang op de markt, dus we kunnen dit protocol beschouwen als een belangrijke aanwinst, goed bruikbaar voor zowel beginnende als gevorderde therapeuten.
A.M.J. Franswa, A. Sloet tot Everlo