Indicatiestelling en behandelmogelijkheden bij vroeg getraumatiseerde patiënten met comorbide (complexe) PTSS en een persoonlijkheidsstoornis
achtergrond Op het voorjaarscongres
van de NVvP in 2008 in Amsterdam was veel
aandacht voor patiënten met persoonlijkheidsstoornissen
(ps) en met vroeg trauma/ ptss (posttraumatische
stressstoornis). De toenemende
wetenschappelijke en therapeutische interesse
voor deze vaak comorbide stoornissen is een zeer
hoopgevende ontwikkeling. Zo was er een wervend
goed onderbouwd betoog van Dawn Bales
over mentalisation based treatment (mbt), waar in de
discussie nog even werd gediscussieerd of bij sommige
patiënten met een ps Linehan (dialectische
gedragstherapie, dgt) toch niet beter zou zijn;
Ethy Dorrepaal presenteerde de positieve resultaten
van stabiliseren met psycho-educatie en cognitieve
gedragstherapie bij complexe ptss, terwijl
Agnes van Minnen een symposium later betoogde
dat er geen excuus is imaginaire exposure uit of af
te stellen. Deze afzonderlijke presentaties geven de
toehoorders echter geen handvat om in de praktijk
bij een patiënt met comorbiditeit zo goed mogelijk
een indicatie te stellen. Vandaar dit gezamenlijke
symposium. In de richtlijn persoonlijkheidsstoornissen
staan naast bovengenoemde de opties
transference focused psychotherapy (tfp) en schemagerichte
therapie (sft), die rescripting bevat gericht
op trauma, opgenomen als werkzame behandelingen
bij borderlinepersoonlijkheidsstoornissen.
Heeft comorbide ptss nog invloed op de keuze?
De richtlijn persoonlijkheidsstoornissen beschrijft
beperkte evidence naar de behandeling
van patiënten met een comorbide angststoornis,
met uitzondering van het afraden van benzodiazepines.
cgt gericht op ptss lijkt effectief ten
aanzien van de ptss-symptomen met name bij
cluster C; bij ernstiger persoonlijkheidsstoornissen,
cluster A en B, wordt een exclusief focus op
ptss ontraden en intensiever behandeling aanbevolen,
ook gericht op as-II-stoornissen.
Hoe stelt een clinicus nu een goede indicatie
voor behandeling bij vroeg getraumatiseerde patiënten
met ptss en persoonlijkheidsproblematiek?
Ook de meest recente richtlijn Angststoornissen
geeft aan dat het nog onduidelijk is in
hoeverre de behandelrichtlijn ptss te generaliseren
is naar complexe ptss en herhaalde, langdurige
en vroege traumatisering. Comorbide ps zijn
in de huidige herziening niet opgenomen. Ton
van Balkom, voorzitter van de multidisciplinaire
richtlijn Angststoornissen, zal aspecten bespreken
bij medicatiekeuze bij (vroeg getraumatiseerde)
patiënten met zowel een ptss als een comorbide
as-II-stoornis.
Centraal in alle bijdragen en de discussie
staan de volgende vragen: 1. Wanneer dient het
focus op ptss en wanneer op as-II-stoornissen
gericht te zijn? Welke verhouding/timing van stabiliserende
en openleggende/traumagerichte
interventies is optimaal?
Na korte inleidingen per deelnemer zal er
discussie met elkaar en met de zaal zijn. De volgende
therapeutische invalshoeken zijn vertegenwoordigd:
primair gericht op de persoonlijkheidsstoornis:
transference focused therapy (Nel Draijer);
schemagerichte therapie (Arnoud Arntz); mentalization
based treatment (Dawn Bales) en dialectische
gedragstherapie/Linehan (Wies van den Bosch) en
primair gericht op ptss/vroeg trauma: imaginaire
exposure (Agnes van Minnen); farmacotherapie
(Ton van Balkom) en psycho-educatie en
cognitieve gedragstherapie ter stabilisatie bij
complexe ptss (Ethy Dorrepaal).
stellingen 1. Er is verder onderzoek
nodig om de indicatiestelling beter te onderbouwen.
2. Aandacht in de behandeling voor zowel de
persoonlijkheidsproblematiek als het trauma/de
ptss is van belang. 3. Alle behandelvormen maken
gebruik van zowel stabiliserende als openleggende
technieken.
leerdoelen 1. De verschillende psychotherapeutische
perspectieven op comorbide
ptss en as-II-stoornissen ten opzichte van elkaar
kunnen plaatsen. 2. De kennis en leemten hierover
beter in beeld hebben. 3. Beter in staat zijn op basis
van informatie de indicatiestelling bij deze doelgroep
te verrichten. 4. Zicht hebben op de plaats
van stabiliseren versus openleggen in de behandelingen.