De etiologie van dissociatieve identiteitsstoornis: een neuroimagingstudie
achtergrond Met de dsm-v in wording
ligt de diagnose dissociatieve identiteitsstoornis
(dis) onder vuur. Houders van een iatrogene
visie stuurden bijvoorbeeld een petitie rond
met het verzoek om een handtekening te plaatsen
tegen de inclusie van dis in de dsm-v.
Bij dis-patiënten is de persoonlijkheid opgedeeld
in twee of meer verschillende typen van dissociatieve
delen. In voorgaand beeldvormend hersenonderzoek
(Reinders e.a. 2006, 2003) werden
deze omschreven als neutrale identiteiten (ni's)
en traumagerelateerde identiteiten (ti's ). ni's
focus is om te functioneren in het dagelijkse leven,
waarbij ti's mentaal vermeden worden omdat
deze gefixeerd zijn op traumatische herinneringen
die ni's niet kunnen of durven te integreren.
Volgens de iatrogene visie wordt dis echter
bepaald door een combinatie van fantasierijkheid,
suggestie en toneelspel.
doel In het huidige onderzoek werd
nagegaan of eerder vastgestelde verschillen in
patronen van hersenactiviteit tussen ni en ti
overeind blijven na correctie voor de gecombineerde
invloed van fantasierijkheid, suggestie en
toneelspel. Daartoe werden twee controlegroepen,
geïnstrueerd om beide identiteiten te simuleren.
Deze twee controlegroepen (C) bestonden uit
hoog (ch)- en laag (cl)-fantasierijke psychisch
gezonde vrouwen. Fantasierijkheid werd vastgesteld
door middel van de Creatieve Ervaringen
Vragenlijst (cev; Merckelbach e.a. 2001).
methoden Het neuroimagingonderzoek
werd uitgevoerd in drie groepen (dis-patiënten,
ch en cl), in twee identiteiten (authentieke
of gesimuleerde ni en ti). Tijdens de data-acquisitie
kreeg elke identiteit een autobiografische
herinnering aangeboden.
resultaten De verwerking van een
traumatische (dis) of pijnlijke persoonlijke herinnering
(ch/cl) leverde sterk verschillende
patronen van hersenactiviteit op wanneer authentieke
ni en ti werden vergeleken met de gesimuleerde
ni en ti.
conclusie dis wordt niet veroorzaakt
door een combinatie van hoge fantasierijkheid,
toneelspel en suggestieve beïnvloeding. In dit
licht dient dis als diagnose in de dsm-v gehandhaafd
te blijven.