Depressiesubtypen: resultaten van de NESDA-studie
achtergrond Ondanks eerdere pogingen
om subklassen te ontwikkelen voor depressieve
stoornissen, blijft de heterogeniteit van
depressie in het huidige classificatiesysteem een
punt van discussie binnen de psychiatrie.
doel Depressiesubklassen identificeren
op basis van symptoomprofiel.
methoden Data van 818 nesda-respondenten
met een depressieve stoornis volgens
dsm-iv. Met latente klasseanalyse op basis van
zestien depressiesymptomen werden latente klassen
gedefinieerd, die vervolgens gekarakteriseerd
werden op basis van demografische, psychiatrische,
psychosociale en somatische kenmerken.
resultaten Er werden drie klassen
geïdentificeerd: een ernstige, melancholieke
klasse (prevalentie 46%), een ernstige, atypische
klasse (prevalentie 25%) en een matig ernstige
klasse (prevalentie 29%). Beide ernstige klassen
werden gekarakteriseerd door neuroticisme,
introversie en slechter functioneren dan de gematigde
klasse. Wanneer de melancholische en atypische
klassen werden vergeleken, bestond de
melancholische klasse uit meer rokers en mensen
met een traumatisch verleden, terwijl in de atypische
klasse meer vrouwen, een hoger bmi en meer
metabool syndroom voorkwamen.
conclusie Zowel de ernst als de geaardheid
van de depressie bleken subtypen te onderscheiden.
Het vaker voorkomen van somatische
symptomen en het metabool syndroom bij de atypische
klasse suggereert de betrokkenheid van een
metabole component hierbij.