Diagnostiek van de stoornis in de lichaamsbeleving (body dysmorphic disorder)
achtergrond Preoccupatie met een
vermeende onvolkomenheid van het uiterlijk dan
wel overdreven ongerustheid om een geringe
lichamelijke afwijking, zoals de dsm-iv-tr het
losjes formuleert, is een klacht die al enkele eeuwen
wordt beschreven. Sinds de term dysmorfofobie geïntroduceerd werd door Morselli in 1891,
zijn de conceptualisatie, syndroomdefinitie, categorisering
en interpretatie van deze klacht echter
zeer veranderlijk gebleken en onderhevig aan de
modes en visies van tijd en plaats. Het fenomenologische
continuüm van preoccupatie, obsessie en
waan is daarbij altijd een belangrijk punt van discussie
geweest in de diagnostiek.
Ook nu is de discussie in volle gang. De verwachting
is dat in de toekomstige dsm-v het
onderscheid zal blijven worden gemaakt met de
waanstoornis, somatische type. Maar is dit
terecht? Verplaatsing vanuit de somatoforme
stoornissen naar de angststoornissen wordt vanwege
de overeenkomsten met obsessieve compulsieve
stoornissen overwogen. Maar welke argumenten
zijn hier eigenlijk voor?
doel In deze voordracht wordt gepoogd
systematisch de vragen in kaart te brengen rond de
diagnostiek van body dysmorphic disorder (bdd) en
hierop antwoorden te formuleren.
methoden Aan de hand van de geschiedenis
en de meest recente wetenschappelijke literatuur
wordt gepoogd de conceptualisatie van
bdd te verhelderen.
resultaten bdd kent veel overeenkomsten
met stoornissen binnen het dwangspectrum.
conclusie bdd zou beter binnen het
dwangspectrum geclassificeerd kunnen worden.