Geslachtsverschillen in een naturalistisch cohort van poliklinische patiënten met een depressie: de Leidse routine outcome monitoring (ROM) studie
achtergrond Geslachtsverschillen bij
depressie zijn eerder onderzocht in de algemene
bevolking en bij patiënten die deelnamen aan klinische
onderzoeken. Grote studies naar geslachtsverschillen
in een naturalistische poliklinische
patiëntenpopulatie met een depressie ontbreken.
doel Het doel van deze studie was het
onderzoeken van geslachtsverschillen in comorbiditeit,
symptomatologie en gezondheidsbeleving
in een naturalistisch cohort van poliklinische
patiënten met een depressie in de tweede en derde
lijn.
methoden Patiënten waren routinematig
gemeten met routine outcome monitoring
(rom) door gespecialiseerde testverpleegkundigen.
Van 3798 opeenvolgende patiënten (leeftijd
18-65 jaar) voldeden 1131 patiënten (65,1% vrouwen)
aan de dsm-iv-criteria van een depressieve
stoornis op grond van het Mini International Neuropsychiatric
Interview (mini Plus). De routinematige
metingen bestonden verder uit de MontgomeryÄsberg
Depression Rating Scale (madrs), de Beck
Depression Inventory (bdi-ii), de Brief Symptom
Inventory (bsi) en Short Form-36 (sf-36).
resultaten De ernst van de klachten
gemeten op de madrs, een observatielijst, verschilde
niet tussen mannen en vrouwen. Vrouwen
hadden echter ernstiger symptomen dan mannen
gemeten op de bdi-ii, bsi en de sf-36, alle zelfrapportagelijsten.
Depressieve mannen hadden
vaker een comorbide sociale fobie, adhd en misbruik
of afhankelijkheid van alcohol of drugs, terwijl
comorbide posttraumatische stressstoornis
en boulimia nervosa bij depressieve vrouwen
vaker voorkwamen. Ook hadden vrouwen vaker
een atypische depressie dan mannen.
conclusie Mannen en vrouwen met
een depressie verschilden wat betreft het aanwezig
zijn van comorbide psychiatrische stoornissen.
Daarnaast rapporteerden vrouwen ernstiger
symptomen dan mannen, terwijl op observatielijsten
geen verschillen in ernst gevonden werden.