Angst en depressie: naar een evidence-based diagnostiek
achtergrond Met de komst van de
dsm-iii-criteria voor angst- en stemmingsstoornissen
is de classificatie van deze aandoeningen
eenduidig geworden, waardoor de communicatie
tussen professionals sterk kon verbeteren en
wetenschappelijk onderzoek internationaal vergelijkbaar
werd. Tevens konden psychiatrische
interviews zoals de Composite International Diagnostic
Interview (cidi) worden ontwikkeld, zodat epidemiologisch
psychiatrisch onderzoek kon worden
uitgevoerd. Datzelfde onderzoek liet
verrassenderwijs zien dat er enorm veel comorbiditeit
tussen deze common mental disorders bestaat,
waardoor kritiek ontstond op validiteit van de
dsm-categorieën.
methode Het raadplegen van literatuur
over de validiteit van de diagnostiek rond angst en
depressie.
resultaten Vaste comorbiditeitspatronen
tussen angst- en stemmingsstoornissen laten
zien dat de dsm-categorieën mogelijk beter
samengevoegd kunnen worden. De psychiatrie
lijkt zich op basis van deze gegevens terug te bewegen
naar de periode vóór dsm-iii, toen de common
mental disorders globaal werden ingedeeld in fobische
neurose, angstneurose, dwangneurose en
depressieve neurose. De psychiatrie van Groot-
Brittannië heeft altijd sceptisch gestaan tegenover
de dsm en is vast blijven houden aan het general
neurotic syndrome, wat erg lijkt op de verschillende
neurosen. Een ander probleem is de drempelwaarde
van de categorieën. Er zijn veel aanwijzingen
dat mensen met angst- en stemmingsklachten
die niet voldoen aan de criteria van een
dsm-categorie last hebben van deze psychische
klachten, disfunctioneren en meer medische consumptie
hebben dan gezonde personen.
conclusie De huidige diagnostische
categorieën doen onvoldoende recht aan het vóórkomen
van angst- en stemmingsstoornissen. De
indeling lijkt te versplinterd te zijn geworden.
Daarnaast zijn er aanwijzingen voor een dimensioneel
voorkomen van deze aandoeningen in
tegenstelling tot de categorieën die wij nu gebruiken.