Angst en depressie: diagnostische classificatiesystemen
Volgens Kendell (2002) moeten classificatiesystemen van psychopathologie voldoen aan de volgende vijf criteria: begrijpelijkheid, gebruiksvriendelijkheid, betrouwbaarheid, validiteit en ze moeten een oplossing zijn voor het 'klinische significantie'- probleem. Klinisch psychiatrische systemen zoals de dsm-iv beschrijven veel categorieƫn en subcategorieƫn waarbij duidelijke scoringsregels ontbreken. De dsm-iv, als categorisch model, kampt met het probleem dat het operationeel moet maken wanneer een probleem een stoornis wordt. Classificatiesystemen zoals het aseba-systeem gaan uit van het dimensionele denken. Deze systemen hanteren weliswaar scoringsregels (normale, subklinische en klinische score), maar zijn als systeem wel complex (Grietens 2008). In de klinische praktijk bestaat er een hoge mate van comorbiditeit van de angststoornissen en de depressieve stoornis. De vraag is in hoeverre angst- en depressieve stoornissen op een adequate manier af te bakenen zijn. Welke consequenties heeft dit voor de diagnostische praktijk? Angst gaat soms vooraf aan een depressieve stoornis. Verder is de vraag of de klinische presentatie van angst en depressie in de kindertijd, adolescentie en volwassenheid dezelfde is. En zo niet, wat betekent dit voor de classificatiesystemen? Prof. dr. Ton van Balkom en emeritus-hoogleraar dr. Frits Boer zullen aan de hand van wetenschappelijke literatuur, beschreven richtlijnen, eigen onderzoek en ervaringen ingaan op bovenbeschreven aspecten van angst en depressie.