God en Psyche. De redelijkheid van het geloven. Visies van een Jood
Dit is een origineel, bijzonder en indringend geschrift; origineel al wegens de keuze van het onderwerp, bijzonder wegens de breed overzichtelijke, maar vooral persoonlijke uitwerking ervan, en indringend wegens de confrontatie met de ultieme vragen en de scherpe analyse van de uiteenzetting. De vragen zijn niet evident: hoe verhouden zich God en psyche, godsdienst en psychologische/ psychiatrische wetenschap, religie en rede, theoretisch en praktisch, in woord en daad, vanuit het oogpunt van een joods gelovig psychiater? 'An honest inquiry into what seems being an insoluble antinomy' (Soloveitchik). Het werk wordt gekenmerkt door een heldere opbouw, scherpe vraagstelling, methodisch onderzoek en gewogen conclusies. Wat het boek echter vooral diepgang geeft en de lezer appelleert, is het persoonlijke getuigenis dat in de tekst verweven zit. 'All the person thinks and feels enters everything he does, and all he does is involved in everything he thinks and feels. Deed and thought are bound into one' is een citaat van Heschel waarmee Van Praag de epiloog van zijn boek opent. De zoektocht naar de verhouding tussen God en psyche is ook de zoektocht van de persoon, de psychiater-wetenschapper en de gelovige jood Herman van Praag zelf. Het boek bevat 4 delen en een epiloog. Deel 1: divergenties; deel 2: (psycho-)exegese; deel 3: convergenties en deel 4: een slotbeschouwing. Er zijn drie hoofdthema's: de normaliteit dan wel de abnormaliteit van het religieuze geloof; de verhouding van religieus geloof en rede; en als derde de vraag of religieus geloof een rol speelt bij het ontstaan van psychische stoornissen, en zo ja, is dit dan als provocerende of als mitigerende factor (p. 19). In deel 1 over divergenties komen de eerste twee thema's aan de orde aan de hand van drie vragen. (a) Is religiositeit een normaal verschijnsel of een atavisme, een primitief restant uit een vroege ontwikkelingsfase zoals Freud beweerde? (b) Hoe de grens te trekken tussen normale religiositeit en uitingsvormen die abnormaal of ziekelijk zijn? (c) Kan een redelijk denkend mens nog met goed fatsoen in een metafysische wereld geloven? Is niet alles wat wij dachten van boven te komen, gewoon van beneden, dit is te verklaren bijvoorbeeld vanuit de neurotheologie en neurowetenschappen. In deel 2 illustreert Van Praag aan de hand van 3 casussen (de bijbelse figuren koning Saul en Job en de historicus Flavius Josephus) hoe psychoexegese inzicht kan geven in bijvoorbeeld respectievelijk de neurobiologische aspecten van verlies aan hoop, de dynamiek van het rouwproces en de moeilijkheden in de omgang met multipele loyaliteiten. Deel 3 draagt de titel 'convergenties' en behandelt onder meer de negatieve en positieve interacties tussen psychiatrie en religie. Verder gaat de auteur in op de vraag of er bij psychische stoornissen ook productieve, creatieve verschijnselen kunnen optreden en of de ziekte creatieve lagen kan aanboren en nieuwe elementen kan toevoegen aan de persoonlijkheid. In het laatste hoofdstuk van dit deel staat hij stil bij de verhoogde frequentie van depressie bij joden. De slotbeschouwing gaat dieper in op de relatie tussen geloof en rede. In het hele boek vindt de lezer prachtige passages; vroeg in hoofdstuk 1 bijvoorbeeld over de validering van de subjectieve religieuze beleving van psychiatrische patiënten in het zoeken naar leniging van psychische nood en zielspijn; in het deel over exegese een existentiële analyse van de rouw in het verhaal van Job; en in hoofdstuk 2 een met argumenten onderbouwde verwerping (als logisch misverstand) van een te vergaand biologisch reductionisme en simplisme dat het psychische of geestelijke volledig verklaart vanuit de neurobiologie van het brein. De psyche is niet tot het brein herleidbaar. Deze laatste thesis sluit naadloos aan bij die van een van mijn leermeesters, de Leuvense filosoof en heideggeriaan Alphonse De Waelhens, die in zijn boek La psychose stelt: 'Cette perspective [organique - causaliste] ne peut donner rien à comprendre. Elle ne peut conduire à livrer et encore moins à constituer le sens d'une conduite, ni un ensemble significatif par lequel l'auteur se situe vis-à-vis de sa propre existence, du monde et d'autrui' (p. 12). Uiteraard zijn er bij een aantal stellingen en uitwerkingen kanttekeningen te plaatsen: bijvoorbeeld over de wijze waarop de relatie tussen geloof en rede/wetenschap wordt beschreven als 2 zijden van eenzelfde medaille of als 2 gezichten van de januskop die elkaar aankijken; of over de uitwerking van het concept 'creatieve psychopathologie' (zie voor een meer uitgebreide bespreking: Sabbe 2008). Tot slot. Dit werk richt zich tot geïnteresseerde lezers binnen de ggz, maar is ook toegankelijk voor een breder publiek. Herman van Praag heeft een veelomvattende en indringende analyse neergezet van een thema dat in de psychiatrie te lang is ondergesneeuwd geraakt.
B.G.C. Sabbe