Tussen ruis en storingen… De golflengte vinden inpsychoanalytische therapie. In de reeks Psychoanalytisch Actueel nr. 6
Dit zesde deel in de reeks Psychoanalytisch Actueel bundelt de lezingen die zijn gehouden op de studiedag van de Vlaamse Vereniging voor Psychoanalytische Therapie in het Freud-jaar 2006. Kinet, de hoofdredacteur van deze reeks, wijst op de multiculturele invalshoeken van de verschillende auteurs. Kinet is in zijn eigen bijdrage zelf virtuoos multicultureel, maar in dit boek is alleen de bijdrage van Verhaegen niet Brits georiënteerd. Verhaegen, de bekende lacaniaan, stelt dat er in de kliniek tegenwoordig zo veel ruis en storingen zijn dat de golflengte van het klassieke freudiaanse model helemaal zoek is. De patiënt die zich tegenwoordig aanmeldt, heeft geen interpreteerbare, 'betekenisgelaagde' symptomen meer, maar is een automutilerende, verslaafde, agerende, somatiserende patiënt, die door Freud 'zonder de minste twijfel geweigerd zou geworden zijn' (p. 30). Om deze 'nieuwe' fenomenen diagnostisch te begrijpen haalt Verhaegen Freuds actuaalpathologie van onder het stof. Therapeutisch zijn klassieke psychoanalytische technieken uit den boze. De therapeut moet de patiënt helpen met de constructie van een 'psychische bovenstructuur' die er niet was. Het is een visie die in vele opzichten grondig verschilt van de kleiniaans-bioniaanse. Ik vind het merkwaardig dat hij dit verschil met het internationaal en ook in dit boek dominante model ignoreert. Het model van Klein en Bion is een referentiepunt in de bijdrage van Vermote, waarin hij het concept 'psychoanalytisch object' exploreert. Bij hem is dit model één van de talen in een psychoanalytisch Esperanto, waarin ook de neurobiologie, het empirisch onderzoek en Fonagy's behandelingsmodel een plaats krijgen. Het geheel geeft een verwarrende en soms ook verwarde indruk, maar Vermote demonstreert dat er muziek zit in alle ruis en storingen in de hedendaagse theorie en praktijk. De Rijdt maakt waar wat ze in haar titel belooft: haar tekst trilt op de valentie van de adolescentie. Dit vibreren transformeert stoornissen geruisloos tot uit de golven opstijgende fascinerende verhalen. Margaret en Michael Rustin brengen een 'vintage'-Tavistock-verhaal over het gebruik van tegenoverdracht in het werken met kinderen en jongeren. Degelijk, maar niet echt een nieuw geluid. Het boek rondt af met een bijdrage van Vanmechelen over de eerste contacten. Hij verwijst naar Verhaegen, maar ook voor hem is de British School de voornaamste inspiratie. Dit boek is een leuke herinnering aan een interessante studiedag. De teksten van de lezingen zijn te weinig uitgewerkt om er een meer tijdloze bijdrage aan het psychoanalytisch denken van te maken. Misschien had dit gekund indien de redactie strenger was geweest en hogere eisen had gesteld.
J. Cambien