Stoornis en delict. Handboek psychiatrische en psychologische rapportage in strafzaken
Het mogelijke verband tussen een psychische stoornis en een ten laste gelegd strafbaar feit is een van de belangrijkste onderwerpen uit de forensische gedragskunde. De redactie van deze uitgave heeft gepoogd het onderwerp toegankelijker te maken voor gedragskundigen en juristen en beoogt daarmee de deskundigheid te bevorderen van hen die zich met dit vraagstuk (willen) bezighouden. Dientengevolge is het ook de bedoeling dat dit boek bijdraagt aan de kwaliteitsverbetering in de gedragskundige voorlichting aan de strafrechter. In dit opzicht is dit boek geslaagd. Na drie inleidende hoofdstukken over de rapportage pro Justitia in het strafrecht in het algemeen bespreken verschillende auteurs de belangrijkste klinische syndromen, persoonlijkheidsstoornissen, zwakbegaafdheid, comorbiditeit en simulatie in relatie tot ernstige strafbare feiten. De bespreking van de psychiatrische diagnostiek verdient lof vanwege de kritische benadering, het benoemen van onderliggende diagnostische concepten en visies op betrouwbaarheid en de prognose, ook wat betreft gevaar voor recidive. De inleiding vermeldt dat hand- en leerboeken meestal niet meer bieden dan korte klinische vignetten tussen vooral theoretische beschouwingen. Ook dit boek ontkomt daar niet aan, zij het dat de auteurs de vele gevalsbeschrijvingen uitvoerig uitwerken. Dit is begrijpelijk. Immers, het boek rept over de onderdelen objectiveren en individualiseren in de rapportages. Geen enkele casus is immers identiek aan een andere. 'Weberiaanse' prototypische gevalsbeschrijvingen - hoe moeilijk ook - over de verbanden tussen het ten laste gelegde, de aanwezige stoornis, de mate van toerekeningsvatbaarheid en het recidiverisico hadden wellicht kunnen dienen als referentiekaders. Het aantal bij de advisering betrokken individuele variabelen is daarvoor echter wel erg groot. In een supplement 'stoornis en delict in cijfers' worden gegevens in de vorm van 73 tabellen weergegeven over de jaren 2004-2006. Ik miste in het boek het inmiddels aanvaarde format voor de gedragskundige rapportage pro Justitia, met daarbij de overeengekomen standaardvragen van de rechter-commissaris dan wel de officier van justitie aan de gedragskundige. Als men beginners de weg wil wijzen in dit moeilijke vakgebied, dan is dit een omissie. Dit geldt eveneens voor het ontbreken van de verschillende indicaties voor de vorm waarin de rapportage gestalte kan krijgen (mono- of multidisciplinair, et cetera). Ook een aanbeveling aan rapporteurs, om regelmatig deel te nemen aan intervisie- en supervisiebijeenkomsten over casuïstiek, had in dit overigens ambitieuze en aan te raden boek een uitgewerkte plaats verdiend. Het bijzondere van de Nederlandse situatie, namelijk dat men vijf verschillende hoedanigheden van de mate van toerekeningsvatbaarheid onderscheidt, wordt zijdelings en met een kritische toon benoemd. Ten slotte, zonder dat ik afbreuk wil doen aan de kwaliteit van dit boek, had een beschouwing over medisch-ethische kwesties en de rol van de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst een plaats erin verdiend.
B.C.M. Raes