Moordouders. Kinderdoding in Nederland. Een klinisch en forensisch psychologische studie naar de persoon van de kinderdoder
In dit boek schetst Verheugt het verschijnsel van kinderdoding door de eeuwen heen en beschrijft hij zijn onderzoek naar kinderdoding in Nederland in de periode 1994-2003. Hierbij besteedt hij aandacht aan de persoon van de dader, het slachtoffer, de gezinsomstandigheden, de delictomstandigheden en het gevoerde strafproces. Hoewel het verschijnsel kinderdoding sinds mensenheugenis bestaat, is dit, gezien de mediaaandacht ten gevolge van een aantal recente gevallen, nog steeds brandend actueel en roept het heel wat vragen op. Daarbij is duidelijk dat elk geval van kinderdoding meestal niet tot één factor is terug te brengen, maar eerder het resultaat is van een samenloop van verschillende factoren, die zowel betrekking hebben op de persoon van de dader als de omgeving, zowel binnen als buiten het gezin waarin het delict zich heeft voorgedaan. Na een uitgebreid literatuuronderzoek en een begripsdefiniëring besteedt de auteur aandacht aan de verschillende vormen van kinderdoding, namelijk neonaticide, infanticide en filicide, en geeft hij de verschillen aan tussen kinderdodingen binnen en buiten het gezin. Hij belicht, op grondige wijze, de gangbare classificatiesystemen ter zake, waarbij hij teruggaat op de theoretische gezichtspunten die momenteel rond dit thema gehanteerd worden. In het tweede gedeelte beschrijft de auteur zijn onderzoek naar 53 verdachten van kinderdoding en, als controlegroep, 54 verdachten van partnerdoding. De hoofdstukken in dit deel behandelen de onderzoeksopzet en de statistische analyses, om te eindigen met de onderzoeksresultaten betreffende de persoon van de dader, het slachtoffer, de gezinsomstandigheden, de delictomstandigheden en het strafproces. Vervolgens besteedt de auteur aandacht aan de significante verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke kinderdoders en tussen kinderdoders en partnerdoders. In het derde en laatste gedeelte toetst de auteur zijn onderzoeksbevindingen aan het reeds beschikbare literatuuronderzoek en poogt hij een integrerende visie op dit fenomeen te formuleren. Hij eindigt met een aantal aanbevelingen over opsporing en vervolging, over onderzoek van de geestesvermogens van deze daders en over de gezondheidszorg en de hulpverlening ter zake. Ondanks de grondigheid van zijn boek, dat in eerste instantie een wetenschappelijk werk (proefschrift) is, leest dit heel vlot en weet Verheugt in een bestek van 180 bladzijden een complex fenomeen helder te beschrijven. Dit werk is zodoende niet alleen bedoeld voor de verschillende professionals werkzaam op dit terrein, namelijk de wer kers in het juridische veld en in de hulpverlening, maar het is ook goed te lezen door ieder ander die in dit onderwerp geïnteresseerd is.
R. Verelst