Before Prozac. The Troubled History of Mood Disorders
Edward Shorter is geen onbekende naam. Zijn boek A history of psychiatry: from the era of the asylum to the age of Prozac uit 1997 is een klassieker. Wie dat gelezen heeft, weet dat Shorter niet terugdeinst voor controversiële standpunten. Zo doet hij in dat boek de hele psychoanalyse af als een spijtige en zelfs frauduleuze misstap in de geschiedenis van ons vak. Ook in dit boek neemt Shorter uitdagende posities in. De kern van zijn betoog is dat de effectiefste farmaca in de psychiatrie allemaal stammen uit de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw. 'De mao-remmers, de tricyclische antidepressiva en chloorpromazine, dat waren medicijnen die wérkten', aldus de auteur. Overigens betreurt hij dat de indicatie voor chloorpromazine werd ingeperkt tot schizofrenie, want volgens de ervaring van veel clinici was het ook een uitstekend antidepressivum. Ook het welhaast vergeten meprobamaat was een geweldig geneesmiddel als we Shorter mogen geloven. Berichten over het verslavende karakter ervan doet hij af als hersenspinsels van de Food and Drug Administration (fda). Ook de benzodiazepines zijn lang niet zo verslavend als wordt aangenomen, beweert hij in dit boek, en dus is de vermindering in het voorschrijven ervan een betreurenswaardige misvatting. Shorter vraagt zich quasi wanhopig af hoe het toch mogelijk is geweest dat al deze uitstekende geneesmiddelen werden vervangen door een groep geneesmiddelen die bijlange niet zo efficiënt zijn: de vermaledijde selectieve serotonineheropnameremmers (ssri's). Volgens de auteur is dit voor een groot deel te wijten aan de vernieuwing van de psychiatrische nosologie zoals die vorm kreeg in dsm-iii. Daarbij werd de echte, melancholische, endogene depressie, gekenmerkt door cortisolstijging, op één hoop gegooid met vele gemengde angstig-depressieve beelden van psychosociale origine onder de noemer 'major depression'. Dit is voor Shorter een voorbeeld van een non-ziekte, een construct zonder enige validiteit. Zonder twijfel gaat hij hier kort door de bocht. Zo is zijn bewering dat het concept 'major depression' uit twee duidelijk te onderscheiden gebieden bestaat - de endogene en de reactieve depressie - te eenvoudig: elke clinicus weet dat er een brede grijze zone bestaat tussen beide. De farmaceutische producenten zijn erin geslaagd de ssri's met hun zwakke effectiviteit - de helft van de originele trials toonde helemaal geen effect aan - door de fda te loodsen. Volgens de auteur is dit onverantwoord. Hij gaat daarbij uitgebreid in op de naar zijn gevoel dubieuze rol van Paul Leber, hoofd van de psychofarmacacommissie van de fda. Je kunt het eens of oneens zijn met de stellingen van dit boek, boeiend is het in elk geval. Het bevat een schat aan informatie over de geschiedenis van de psychofarmacologie, de niet altijd zeer wetenschappelijke aanpak binnen de fda, de politieke - eerder dan wetenschappelijke - afwegingen bij het afbakenen van ziektebeelden in de dsm. Ik ben het vaak niet eens met de stellingen van Shorter, maar toch beschouw ik dit boek als uiterst kostbaar. Het dwingt de lezer om de grootste vanzelfsprekendheden kritisch te bekijken en vooroordelen op te geven. Dat kan van maar weinig boeken gezegd worden.
S.J. Claes