Medicatiegeïnduceerde bewegingsstoornissen bij ouderen
achtergrond Ouderdom gaat gepaard met een afname van de dopaminereceptoren, de receptoren die essentieel zijn voor beweging. Ouderen zijn hierdoor extra kwetsbaar voor medicatiegeïnduceerde bewegingsstoornissen. Veelvuldige polyfarmacie in deze populatie maakt medicatiegeïnduceerde bewegingsstoornissen een frequent voorkomend en klinisch belangrijk probleem.
doel Clinici alert maken op welke medicijnen welke bewegingsstoornissen geven en welke behandeling nodig is.
methoden Literatuursearch en verzamelen van educatieve videobeelden.
resultaten De belangrijkste medicijnen die bij ouderen bewegingsstoornissen geven, zijn antipsychotica, anti-emetica, antidepressiva, anti-epileptica, theofylline en lithium. Er zijn zowel acute als tardieve bewegingsstoornissen. De acute bewegingsstoornissen die kort na het starten van de medicatie ontstaan, zijn parkinsonisme, acathisie, myoclonie en tremoren. Ouderen zijn extra gevoelig voor parkinsonisme; ook tweedegeneratieantipsychotica kunnen parkinsonisme geven hetgeen vaak gemist wordt (Esper & factor 2008). Tardieve bewegingsstoornissen (tardieve dyskinesie/dystonie/acathisie) ontstaan vaak na maanden tot jaren gebruik van dopamineblokkerende middelen, vooral antipsychotica. De incidentie van potentieel irreversibele tardieve dyskinesie is bij 55+-ers hoog (bij eerstegeneratieantipsychotica 25% na 1 jaar en 60% na 3 jaar).
conclusie Door de kwetsbaarheid van ouderen voor medicatiegeïnduceerde bewegingsstoornissen zijn snelle herkenning en preventie van groot klinisch belang.