Leven met een psychisch zieke ouder. In de reeks Van A tot ggZ
In de ggz is bijzondere zorg voor kinderen van ouders met psychische problemen niet zo vanzelfsprekend als men zou verwachten. Pas sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw bestaat op systematische wijze aandacht voor deze kwetsbare doelgroep, die in de praktijk vaak wordt aangeduid met de afkortingen 'koppers' of 'kopp-kinderen'. Hoewel de professionele aandacht voor deze doelgroep inmiddels geleid heeft tot de ontwikkeling van specifieke zorgprogramma's op gebied van psycho-educatie en (groeps)behandelingen, bestaan er nog steeds grote verschillen tussen ggzinstellingen in de mate waarin deze programma's daadwerkelijk erkend en aangeboden worden. In Leven met een psychisch zieke ouder, verschenen in de populairwetenschappelijke reeks Van A tot ggZ en geschreven door ervaringsdeskundige en gezondheidspsychologe Van Gameren, staat de problematiek van 'koppers' centraal. Het boek is bedoeld voor een breed publiek, onder wie de betrokken kinderen zelf, geïnteresseerde leken alsook voor hulpverleners binnen de ggz. Het boek bestaat uit 287 pagina's en is inhoudelijk verdeeld in twee evenredig grote delen: een eerste deel over praktijk en het tweede deel over wetenschap. In het eerste deel worden op basis van interviews veertien levensverhalen verteld van koppers die in leeftijd variëren van 15 tot 56 jaar, ieder verhaal staat op zich. De geïnterviewden vertellen in grote lijnen hoe het was om door een ouder met psychische problemen opgevoed te worden en wat voor impact dit gegeven op hun leven heeft gehad. In het tweede deel wordt de problematiek meer overzichtelijk en gestructureerd behandeld. Aan bod komen onder andere onderwerpen zoals epidemiologie, risicofactoren, beschermende factoren en erfelijkheid. Ten slotte wordt het boek afgerond met twee korte hoofdstukken: een hoofdstuk met tips en adviezen voor ouders en een hoofdstuk met literatuur, voorlichtingsmateriaal en relevante adressen. Leven met een psychisch zieke ouder is vlot geschreven, informatief en makkelijk toegankelijk. Een punt van kritiek is het onevenwichtige karakter van het boek, dat vooral toegeschreven kan worden aan de verschillende stijlen waarin het eerste en het tweede deel vorm zijn gegeven. Het lijkt alsof de auteur geen keuze heeft kunnen maken tussen een subjectief egodocument en een objectieve (populair)wetenschappelijk verantwoorde verhandeling over kinderen van ouders met psychische problemen. Het zij haar vergeven. Dit boek is één van de weinige Nederlandse publicaties over deze problematiek en het wordt aanbevolen aan zowel kinder- en jeugdpsychiaters als volwassenenpsychiaters.
M. Wiznitzer