Vóórkomen en voorkómen van terugval bij angststoornissen
achtergrond Elk jaar lijdt 12,4% van de Nederlanders aan een angststoornis. Inmiddels zijn er voor alle angststoornissen psychotherapeutische en/of farmacotherapeutische behandelingen ontwikkeld die, indien richtlijnconform toegepast, in een aanzienlijk aantal gevallen klachtenvermindering of -remissie kunnen bewerkstelligen. Het is echter ook belangrijk om na te gaan in hoeverre deze klachten recidiveren en hoe terugval kan worden voorkomen.
doel Het doel is om inzicht te verschaffen in het beloop van angststoornissen en de kans op een recidief. Tevens wordt een voorstel gedaan voor een groepsbehandeling gericht op terugvalpreventie voor (gedeeltelijk) herstelde patiënten.
methoden Hierbij wordt gebruik gemaakt van literatuuronderzoek en van eigen onderzoek gedaan op de nemesis-data naar het 2-jarig beloop van paniekklachten in de algemene bevolking, gemeten met een Life Chart Interview.
resultaten Bij angststoornissen recidiveren de klachten vaak. Desondanks zijn er geen gegevens bekend hoe dit is te voorkomen en dus ontbreken ook aanwijzingen hiervoor in de multidisciplinaire richtlijnen voor angststoornissen (2003). Echter op basis van de werkzame strategieën voor het verkrijgen van symptoomreductie kan een groepsbehandeling worden opgesteld die bestaat uit elementen van psycho-educatie, cognitieve gedragstherapie, gecombineerd met specifieke preventieve interventies.
conclusie Gezien de grote kans op terugval dient de behandeling van angststoornissen zich dus niet alleen te richten op symptoomreductie, maar ook op het voorkómen van terugval ná remissie, bijvoorbeeld met een daarop gerichte groepsbehandeling.