Genderspecifieke kenmerken van mannelijke en vrouwelijke verdachten van een levensdelict
achtergrond Het plegen van misdaden wordt door zowel leken alsook door vele clinici beschouwd als een typisch mannelijk fenomeen. Dit beeld vindt ondersteuning in de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (2003). Reeds lang is bekend dat mannen en vrouwen kunnen verschillen in hun wijze van klachtenpresentatie en dat clinici eerder geneigd zijn een bepaalde diagnose aan een van beide seksen toe te schrijven. Zo is men geneigd depressie eerder te diagnosticeren bij vrouwen dan bij mannen (Bertakis e.a. 2001) of een antisociale persoonlijkheidsstoornis eerder bij mannen dan bij vrouwen te herkennen (Rutherford e.a. 1999).
doel Bij een forensische populatie bestuderen van genderspecifieke kenmerken en onderzoek doen naar genderspecifieke kenmerken bij verdachten van een levensdelict.
methode Om meer inzicht te krijgen in de persoon van de vrouwelijke moordenaar wordt een literatuursearch gedaan binnen PubMed, Embase en Psycinfo. Daarnaast wordt gezocht naar groepsverschillen tussen mannen en vrouwen die verdacht werden van een levensdelict ten aanzien van de conclusies van de uitgebrachte pro Justitiarapportages. Dit laatste wordt verricht binnen het Forensisch Registratie en Informatie Systeem (fris-ii) van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (nifp).
resultaten en conclusie Uit de gegevens van het nifp blijkt dat over de periode van 2004 en 2006 bijna 10% van de verdachten van moord en doodslag over wie een rapportage pro Justitia werd opgemaakt van het vrouwelijk geslacht was. Verschillen worden verwacht in onder andere de aard van de stoornis, middelengebruik, de methode van doden, het motief, de justitiële voorgeschiedenis, de relatie met het slachtoffer en strafafdoening.