Vreemd of eigen; historische aspecten van het onderscheid van dwang en waan.
Over de afgrenzing van de obsessieve-compulsieve stoornis van de waan wordt eigenlijk al vanaf het midden van de 19de eeuw een discussie gevoerd. Na een kort overzicht over de verschillende pogingen om een definitie van dwangverschijnselen te geven zullen we vooral de opvattingen van Rümke en Carp in de eerste helft van de 20ste eeuw bespreken. Dwang werd verschillend ondergebracht, bij de stoornissen van de emotie, het intellect of het denken of bij de wilstoornis. De bekendste definitie werd die van Westphal, die dwang zag als een stoornis van het intellect en daarmee deze streng onderscheidde van de waan. Bij Bleuler vindt men het omgekeerde. Veel symptoomclusters zijn naar zijn mening ontstaan op basis van de eigenlijke stoornis: schizofrenie.
Carp is een van de eerste Nederlanders die een monografie aan de dwang wijdt. Hij beschrijft dwangneurose als mogelijk voorstadium van schizofrenie, maar geeft ook een theorie van de samenhang tussen hysterie, dwang en schizofrenie op basis van een splitsingsmechanisme. Deze theorie wordt later niet meer genoemd.
Rümke onderscheidt een echte dwangziekte, die volgens hem meestal een 'maligne dwangziekte' is, waarin de dwanggedachten nauwelijks meer als vreemd ervaren worden. Rümkes worsteling met de nosologie kan nog steeds stimulerend zijn. In het licht van deze geschiedenis zal de in de dsm-iv toegevoegde specificatie 'met slecht inzicht' besproken worden.