Bij comorbiditeit van depressie en angststoornissen: welke stoornis ontstaat eerst?
De laatste jaren is steeds duidelijker geworden dat comorbiditeit van depressie en angststoornissen vaak voorkomt. Schattingen van verschillende studies lopen echter sterk uiteen (30-80%), dit heeft mogelijk te maken met de verschillende steekproefkaders van deze studies. Met de Nederlandse Studie naar Depressie en Angst (nesda), een grootschalige cohortstudie, hopen wij in staat te zijn om de comorbiditeit van depressie en angststoornissen in diverse settingen beter te beschrijven.
Vanaf 23 oktober 2006 zijn 2981 respondenten (18-65 jaar) geworven. Van hen heeft meer dan de helft een huidige depressie (mdd) en/of angststoornis (gad, sociale fobie, agorafobie, paniekstoornis) zoals gedefinieerd middels het cidi-interview. Deze respondenten zijn grotendeels geworven via verschillende ggz-instellingen (44%) en huisartspraktijken (46%) en een klein deel via de algemene bevolking (9%). Meer dan de helft van de personen met een huidige (6 maanden) depressie of angststoornis heeft een comorbide angststoornis of depressie. Deze cijfers zijn nog hoger voor een comorbide life-timeangststoornis of depressie; bij ongeveer 2/3 van de respondenten is er naast de depressie en of angststoornis sprake van een life-timeangststoornis of depressie als comorbiditeit.
In het nesda-cohort wordt tevens de ontstaansleeftijden van de stoornissen in kaart gebracht. In deze presentatie zal de nadruk gelegd worden op verschillen tussen de ontstaansleeftijden van de respondenten bij wie comorbiditeit bestaat. Gaat een depressie in de meeste gevallen vooraf aan een angststoornis of vice versa, of is er veelal een gelijktijdig ontstaan van de verschillende klachten? Een voor de praktijk relevante vraag hierbij is of op grond van deze bevindingen het behandelaanbod voor deze groep aangepast zou moeten worden.