Effectiviteit van dwangopname
In dit literatuuronderzoek blijkt dat gedwongen opname over het algemeen niet het beloop van de psychiatrische aandoening of therapietrouw van de patiënt negatief beïnvloedt en dat deze, naast het voorkomen van gevaar, mogelijk de prognose en de therapietrouw kan verbeteren. Na een dwangopname is steeds 50-90% van de patiëntenten positief over de opname. De meeste studies vonden bovendien dat 50-93% van alle gedwongen opgenomen patiënten na verloop van de maatregel toch in enige vorm van behandeling blijft. Echter, een substantiële minderheid van de onvrijwillig opgenomen patiënten, van steeds ongeveer 40%, is tevoren negatief over de opname en blijft dit ook achteraf. Deze negatieve houding ten aanzien van opname blijkt gecorreleerd met ernstiger psychiatrische stoornissen en minder ziekte-inzicht, en met de diagnose schizofrenie.
De meeste studies vonden een positieve relatie tussen ervaren dwang door patiënten en een feitelijke dwangopname. Deze ervaren dwang leidt echter in de meeste gevallen niet tot een negatieve attitude ten opzichte van de opname, of tot behandelontrouw, aangezien steeds 50-90% van de patiënten positief is over de opname en steeds ongeveer 70% in behandeling blijft na de opname. Verder werd gevonden dat respectvolle bejegening en het geven van duidelijke uitleg over achtergrond en legitimatie van de maatregel van groot belang zijn voor de beleving en de acceptatie van de toegepaste dwang door de patiënt.
Opmerkelijk is dat dwangbehandeling op zich, waar dit onderzoek zich niet specifiek op richtte, door patiënten als minder bezwaarlijk wordt ervaren dan (vrijheidsbeperkende) controlemaatregelen zoals separatie, fixatie en ingrijpmedicatie. De dwangopname is van langer duur dan de vrijwillige opname, maar de behaalde symptoomreductie is wel gelijk. Het aantal heropnames na een gedwongen opname of na een vrijwillige opname is in de meeste studies gelijk. Wel is de kans op een gedwongen heropname groter na een eerdere dwangopname.