De paniekstoornis, van ontstaan naar preventie
achtergrond Uit onderzoek blijkt dat behandeling van paniekklachten onvoldoende effectief is om de ziektelast die met de stoornis samenhangt te verminderen. Deze bevinding pleit ervoor om meer aandacht te besteden aan preventie. Omdat onvoldoende bekend is wat de risicofactoren zijn voor het ontstaan van de paniekstoornis, is het nog niet mogelijk mensen te selecteren met een verhoogd risico op een toekomstige paniekstoornis. Dit beperkt de mogelijkheden voor preventie.
doel In dit symposium zal de incidentie van paniekklachten worden besproken, evenals de risicofactoren voor het ontstaan van de paniekstoornis. Van daaruit zal getracht worden een hoogrisicogroep te selecteren bij wie preventie het meest (kosten)effectief zal zijn.
methoden Onderzoek wordt uitgevoerd op de nemesis-gegevens. nemesis is een groot en representatief Nederlands bevolkingsonderzoek naar psychische (on)gezondheid.
resultaat Elk jaar krijgt 0,8% van de volwassen Nederlanders voor het eerst een paniekstoornis; 1,7% minder ernstige paniekklachten. De helft van de mensen met een paniekstoornis krijgt deze binnen twee jaar na het ontstaan van minder ernstige paniekklachten. Uit voorlopige analyses blijkt dat vrouwelijke sekse, jonge leeftijdsgroep, en aanwezigheid van een lichamelijke ziekte, een andere angststoornis of lichte paniekklachten belangrijke risicofactoren zijn om een paniekstoornis te krijgen.
conclusie Omdat behandeling alleen onvoldoende effectief is om de ziektelast te verminderen die met de paniekstoornis samenhangt, is preventie belangrijk. Uit de besproken studie blijkt dat het mogelijk is om hoogrisicogroepen te selecteren bij wie preventieve maatregelen het meest (kosten)effectief zullen zijn.