Comfortrooms en engagementmodel in de preventie van dwang en drang: onderzoeksopzet en eerste metingen
achtergrond Vanaf januari 2006 is voor de ggz over 3 jaar € 15 miljoen beschikbaar gesteld door het College Tarieven Gezondheidszorg voor kwaliteitsverbetering op het gebied van dwang en drang. Deze gelden zijn bedoeld om tot richtlijnontwikkeling te komen om separeertoepassingen te voorkomen. De ontwikkeling van richtlijnen is om separeertoepassingen indien nodig op een humanere wijze toe te kunnen passen. Eén van de projecten vanuit dit kader is het comfortroomproject. Dit project gaat uit van comfortrooms en van engagement (een gelijkwaardige ontmoeting) in de omgang met patiënten. Het engagementmodel gaat over bejegening, samenwerking met patiënt, gastvrijheid en traumageïnformeerdheid. De comfortroom is een troostkamer voor patiënt om bij toenemende onrust tot rust te komen.
doel Met het engagementmodel in samenhang met de troostkamers willen wij bij toepassing van dwang en drang voorkómen. De comfortroom is het afgelopen jaar uitgetest op een pilotafdeling.
methode De hypothese van het onderzoek is dat het project vooral preventief werkt. Verwacht wordt dat de incidentiecijfers van dwang en drang zullen dalen, evenals, zij het in mindere mate, de gemiddelde duur van de toepassing. Het is een prospectief onderzoek met een dynamisch cohort, een historische controlegroep en een sequentiële interventie. Het eerste jaar vormt de historische controlegroep. In dat jaar zijn alle toepassingen vastgelegd, zonder interventie op alle afdelingen, behalve de pilotafdeling. Volgend op deze uitgangssituatie wordt de interventie op de één na de andere afdeling geïmplementeerd (sequentieel). In de presentatie worden de voorlopige bevindingen over verschillende (soorten) afdelingen gepresenteerd, sommige inmiddels met een comfortroom.
resultaat De resultaten van de baselinemetingen laten zien dat separatie samenhangt met stoornissen op as I, terwijl agressie samenhangt met stoornissen op as II.
conclusie De pilotafdeling liet een significante daling zien. Meer definitieve conclusies over werkzaamheid zijn pas mogelijk na het herhalen van de interventie op meer afdelingen.