Thought Suppression
Dit boek richt zich op het vakgebied van de experimentele psychopathologie, een benadering die door experimenteel psychologisch onderzoek de oorzaken en de mechanismen van voortbestaan van en terugval in gestoord gedrag poogt te achterhalen. De bedoeling daarvan is vruchtbare modellen en experimenten te selecteren om te demonstreren dat psychopathologische fenomenen in het laboratorium nagebootst kunnen worden en dat verklaringen eenduidig getoetst kunnen worden (Pieters 2007). Op de omslag van het boek staat de afbeelding van een ijsbeer, een verwijzing naar het in brede kringen bekende 'witte beren'-experiment van Daniel Wegner. Daaruit bleek dat de poging om een gedachte te onderdrukken juist leidt tot een toename in de frequentie waarmee die gedachte optreedt, soms al tijdens het onderdrukken, soms als een reboundeffect na dit onderdrukken. Of, zoals een onderzoeker het formuleerde: 'Wie zich voorneemt niet aan witte beren te denken kan rekenen op een imaginair bezoek aan het ijsberenverblijf van Artis.' (Van den Hout 2005). Ondertussen is gedurende twintig jaar voortgebouwd op dit eerste experiment, waarbij nieuwe experimenten vaak antwoorden brachten, maar op hun beurt weer veel nieuwe vragen opriepen. Dit boek biedt een goed overzicht van de huidige stand van zaken van het onderzoek met dit gedachteonderdrukkingsparadigma. Het is voorbeeldig opgebouwd: eerst wordt uitgebreid op de definitie van gedachteonderdrukking ingegaan, waarbij bijvoorbeeld freudiaanse verdringing en dissociatie in al hun verschijningsvormen de revue passeren. Dan volgen methodologische hoofdstukken: over het meten van intrusies en gedachteonderdrukking (met het bekende probleem van de betrouwbaarheid van zelfrapportage); over mogelijke (methodologische) alternatieve verklaringen voor de bevindingen van Wegner; over individuele verschillen op het vlak van de tendens om gedachteonderdrukking te gebruiken bij het optreden van ongewenste intrusies, en over interpersoonlijke verschillen in de efficiëntie van gedachteonderdrukking. Ten slotte volgen drie hoofdstukken met toepassingen van het gedachteonderdrukkingsparadigma in de psychopathologie. Omdat obsessies het prototype zijn van ongewenste intrusies, is dit dan ook het vakgebied waarop dit paradigma het eerst werd toegepast, namelijk om te verklaren dat ongewenste intrusies zich ontwikkelen van een symptoom tot een ernstige stoornis. Hier maant de auteur tot voorzichtigheid en wijst hij op het beperkte onderzoek bij patiënten met obsessies. Tevens bespreekt hij een alternatieve cognitieve theorie voor het ontstaan van obsessies, waarbij de interpretatie van intrusies, eerder dan de manier waarop men ermee omgaat, bepalend is. De theorieën worden op hun (experimentele) merites beoordeeld en er wordt gepoogd ze met elkaar te verzoenen. Ook het hoofdstuk over traumatische intrusies zal clinici zeker kunnen boeien, maar het roept evenzeer nieuwe vragen op, bijvoorbeeld over het effect van gedachteonderdrukking op het geheugen. Ten slotte passeren in het achtste hoofdstuk een aantal angststoornissen, depressie, verslaving, eetstoornissen, hallucinaties, pijn en agressie (te) kort de revue. Daar komt ook de relevantie van gedachteonderdrukking in het alledaagse leven aan bod, waarbij verrassende ideeën over het bewaren van geheimen en het bannen van bewijsmateriaal in rechtszaken worden genoemd. In een samenvattend slothoofdstuk komen klinische implicaties van en mogelijk toekomstig onderzoek over gedachteonderdrukking aan bod. Dit boek richt zich tot eenieder die geboeid is door wetenschappelijk onderzoek over psychopathologische processen. Het beschrijft de vaak moeizame voortgang van dergelijk onderzoek, met zijn soms verwarrende tegenstrijdigheden. Het vraagt geconcentreerde aandacht en vormt een goed tegengewicht voor diegenen die menen dat de wetenschappelijke reductie alleen tot simplismen leidt.
G. Pieters