Geen gebrek. Over psychiatrie en mensen met een verstandelijke beperking
Mensen met een verstandelijke beperking vormden lang een vergeten groep in psychiatrische instellingen. In de jaren zeventig van de vorige eeuw verhuisden zij massaal naar eigen orthopedagogisch georiënteerde woonvoorzieningen. Dat betekende een verbetering in hun leefklimaat. De auteur van Geen gebrek is binnen de psychiatrieblijven werken met een aantal van hen. Dit boek is een weerslag van de schat aan ervaringen die hij hierbij opgedaan heeft. Toch is het niet primair een medisch-psychiatrisch werk. Het is vooral een bundel verhalen over mensen. Verhalen die niet verloren mogen gaan omdat deze mensen de auteur veel hebben geleerd; de auteur maakt de lezer daarvan deelgenoot. Het boek bestaat uit vier delen. Het eerste deel gaat over de handicap van mensen met een verstandelijke beperking. Deze beperkingen zijn niet te genezen. Het nadeel dat zij van hun beperking ondervinden, is op te heffen door hun een handicap (een extra voorsprong) toe te kennen ten behoeve van hun maatschappelijke integratie. Daarnaast heeft de medicus soms mogelijkheden om gedrag dat voortvloeit uit de beperking medicamenteus te beïnvloeden. Mensen met een verstandelijke beperking kunnen ook psychiatrische stoornissen krijgen, daarover gaat het tweede deel. Hierin komt naar voren dat het behandelen van een psychiatrische ziekte in combinatie met een verstandelijke beperking een kunst apart is. Het derde deel van het boek spitst zich toe op medischfarmacologische en farmacotherapeutische aspecten van de zorg voor genoemde doelgroep. Over dit onderwerp is nog weinig te melden vanuit gerandomiseerde klinische onderzoeken. Wij moeten het daarom vooralsnog hebben van klinische ervaring en daarvoor zijn we bij deze auteur in goede handen. Het laatste deel gaat over de wisselwerking tussen het functioneren van mensen met verstandelijke beperkingen en de reactie van de omgeving op hen. De sterkte van het boek ligt in de boeiende verhalen waarin de clinicus Koch zich een uitstekend observator betoont, van wie de lezer veel kan leren. Het boek heeft ook beperkingen. De auteur komt met beschouwingen over het vak psychiatrie die soms weinig doordacht en verouderd zijn. Hij vat ziekte op als iets incidenteels, en niet iets structureels. Hij vergeet daarbij dat nagenoeg alle psychiatrische ziekten 'chronische aandoeningen' zijn. Ook maakt hij nog steeds onderscheid tussen functionele stoornissen, 'bij voorkeur te behandelen door psychoanalytici', en geestesziekten als hersenziekten, te behandelen door medici. 'Beide soorten behandelaars', zo schrijft hij, 'maken gebruik van psychofarmaca. De eerste om de patiënt geschikt te maken voor psychotherapie. De tweede als geneesmiddel, vanwege het herstellende effect op de fysiologie van de hersenen.' De auteur geeft ons gelukkig toestemming om deze 'technische' gedeelten - afwijkend gedrukt - over te slaan. Los hiervan vind ik Geen gebrek een fascinerend boek van een van de meest ervaren clinici op dit gebied, dat ik iedereen van harte aanbeveel.
F.A.M. Kortmann