Depression and Physical Illness
Hoewel het belang van depressieve stoornissen voor de prognose van lichamelijke aandoeningen sterk in de belangstelling staat, is het alweer tien jaar geleden dat er voor het laatst een 'standaardwerk' op dit gebied verscheen. Dat was Depression and physical illness van Robertson en Katona (1997), dat ook in Nederland grote bekendheid genoot, mede door het feit dat het door een farmaceutisch bedrijf gratis onder psychiaters verspreid werd. Hoewel het dit jaar verschenen boek van Steptoe dezelfde titel draagt en als nieuw standaardwerk gepresenteerd wordt, is het totaal anders van opzet en focus. Daar waar bij Robertson en Katona de focus lag bij klinische aspecten van depressies bij specifieke lichamelijke aandoeningen, ligt bij Steptoe de focus op conceptuele aspecten, pathofysiologische mechanismen en hypothesen over de relatie tussen depressieve stoornissen en lichamelijke ziekten. Het boek is ingedeeld in vier secties. De eerste sectie bevat twee algemeen inleidende hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk, geschreven door Creed en Dickens, gaat over de epidemiologie van depressies bij somatische aandoeningen en is een update van het eerste hoofdstuk in 'Robertson en Katona', dat ook door Creed geschreven werd. Het tweede hoofdstuk is een uitgebreid overzicht van psychosociale determinanten van depressies. De tweede sectie bestaat uit negen hoofdstukken,waarvan de onderwerpen nogal willekeurig gekozen lijken en niet de hele breedte van de klinische praktijk beslaan. Bovendien zijn drie van deze negen hoofdstukken gewijd aan hetzelfde onderwerp: de relatie tussen depressies en cardiale ziekten. Twee andere hoofdstukken zijn gewijd aan diabetes en aan kanker. Aan andere ziekten wordt geen speciale aandacht besteed. De overige hoofdstukken uit deze sectie betreffen geen ziekten, maar generieke problemen in de geneeskunde: depressies bij chronische pijn, chronische vermoeidheid, invaliditeit en obesitas. Bij al deze hoofdstukken ligt de nadruk op epidemiologische en pathofysiologische aspecten. Verschillen in klinische presentaties en risicofactoren worden doorgaans slechts summier besproken. Behandelaspecten komen, behalve in hoofdstuk 5 over depressies bij cardiale aandoeningen, eveneens slechts beperkt aan bod. Concrete adviezen of richtlijnen die bruikbaar zouden kunnen zijn in de dagelijkse klinische praktijk, worden niet gegeven. De derde sectie, over biologische en gedragsmatige processen, beslaat zes hoofdstukken die enerzijds pathofysiologische hypothesen van depressie bespreken, en anderzijds een aantal losse onderwerpen omvatten. In de pathofysiologische hoofdstukken worden de ontstekingshypothese, immunologische mechanismen en de rol van de hypothalamus-hypofyse-bijnieras op een heldere manier besproken. De andere hoofdstukken gaan over de relatie tussen depressie en roken, en depressie en lichamelijke activiteit. Ten slotte is een hoofdstuk gewijd aan therapietrouw bij depressieve patiënten. De laatste sectie bestaat uit één enkel hoofdstuk dat de gegevens uit klinische onderzoeken en gedragsonderzoeken probeert te integreren tot een multifactorieel model, en de gevolgen hiervan voor patiëntenzorg en onderzoek bespreekt. Samenvattend is het boek van Steptoe aan te raden voor diegenen die hun kennis willen actualiseren op het gebied van de etiologie en pathofysiologie van depressies in relatie tot somatische aandoeningen. Op dit punt zijn alle hoofdstukken van hoge kwaliteit. Het is echter te weinig klinisch van opzet en bespreekt maar een klein deel van de lichamelijke aandoeningen waarbij bekend is dat depressies vaak voorkomen. Daarom is het boek niet geschikt als naslagwerk in de klinische praktijk.
A.F.G Leentjens